Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2025 uitspraak gedaan over de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van vorderingen van ondernemers op de overheid uit hoofde van de coronasteunmaatregelen, specifiek de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en de Regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL). De curator van Wenable B.V., die in faillissement verkeert, heeft in cassatie gevorderd dat deze vorderingen niet verpandbaar zijn, en dat ING Bank N.V. geen pandrecht heeft verkregen op de vorderingen uit deze regelingen. De rechtbank Amsterdam had eerder deze vorderingen afgewezen, met de overweging dat vorderingsrechten in het algemeen overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet. De Hoge Raad bevestigde deze lijn van redeneren en oordeelde dat de vorderingen van Wenable op de overheid geen persoonlijk karakter hebben en derhalve overdraagbaar zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de aard van de vorderingsrechten, ook al zijn ze voortgevloeid uit subsidieregelingen, zich niet verzet tegen overdracht. De curator en ING hadden na het eindvonnis van de rechtbank afgesproken het hoger beroep over te slaan, wat leidde tot deze cassatieprocedure. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.