2.2.1Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 13-333180-22 (zaak B) onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 14 december 2022 te [plaats] , [aangever] en een andere medewerker van [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangever] en een andere medewerker van [A] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga jullie één voor één vermoorden” en “morgen pak ik jullie allemaal”.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“5. Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 20 december 2022 met nummer PL1700-2022396842-2, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , ongenummerd.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [aangever] :
Op 8 december 2022 is [verdachte] opgenomen bij de [A] .
Op 10 december 2022 was ik werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische Kliniek te [plaats] . Ik hoorde van mijn collega's dat [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) delen van zijn kamer sloopte: de kastdeuren en het omhulsel van de deurklink. Daarnaast trok [verdachte] de gordijnen (deels) naar beneden. Ik heb toen samen met mijn collega's [verdachte] overgeplaatst naar de afzonderingsruimte. Omdat [verdachte] bleef schoppen tegen de deur is [verdachte] overgeplaatst naar de separeerruimte in de TBS kliniek.
Op 14 december 2022 was ik weer aan het werk als medewerker groepsbegeleiding in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te [plaats] . [verdachte] zat in de separeercel. Er moest dwangmedicatie toegediend worden bij [verdachte] . Ik ging naar de separeercel toe samen met mijn collega's. Ik zag toen ik en mijn collega's [verdachte] wilden overmeesteren om de dwangmedicatie toe te dienen, dat hij een slaande beweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde dat [verdachte] met zijn hand een klap op mijn gezicht gaf. Hierop krabde [verdachte] mij in het gezicht met zijn nagels net onder mijn rechteroog. Ik voelde een pijnlijk branderig gevoel. Zijn vingers waren in mijn oog gekomen. Ik voelde dat ik een trap in mijn rug kreeg en vervolgens beet [verdachte] mij in mijn vinger. Ik hoorde dat [verdachte] doodsbedreigingen uitte naar mij en mijn collega's. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “ik ga jullie één voor één vermoorden” en “morgen pak ik jullie”. Ik voelde mij hierdoor bedreigd omdat [verdachte] een felle agressieve man is en ik hem geloof.
6. De waarneming van het hof van de bijlage bij de aangifte met nummer PL1700-2022396842-2, ongenummerd.
Deze bijlage houdt in verschillende foto’s met daarop een kamer met een kapotte kast en een hangend zwart beschadigd gordijn.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2022, opgemaakt door [Officier van Justitie] , officier van justitie te Rotterdam, ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [Officier van Justitie] :
Ik ontving een melding van [A] te [plaats] dat de patiënt: [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1996 te [geboorteplaats] , zich schuldig had gemaakt aan diverse vernielingen, bedreiging met de dood en mishandeling door te slaan maar ook te bijten in een vinger.
Titel verblijf: schorsing MK Amsterdam.
Ik zag dat in de schorsingsbeslissing van rechtbank Amsterdam werd gerefereerd aan een zorgmachtiging, die was afgegeven op 8 december 2022.
10. Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal verhoor getuige van 20 december 2022 met nummer PL1700-2022396842-4, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de (telefonisch afgelegde) verklaring van [getuige] :
Op 14 december (het hof begrijpt uit de context: 2022) was ik in dienst bij de Forensisch Psychiatrische Kliniek te [plaats] . Ik was bij patiënt [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte). Wij zijn met acht medewerkers de cel in gegaan. [verdachte] weigerde om zijn orale medicatie in te nemen waardoor wij een injectie moesten indienen. Voordat dit gebeurde had [verdachte] al meerdere bedreigingen geuit dat hij ons wilde aanvallen en hij ons wat aan ging doen, ook had hij gespuugd door het handboeienluik en had hij met zijn eigen urine en ontlasting door zijn separeercel gegooid.
Ik zag dat [verdachte] [aangever] (het hof begrijpt hier en hierna: [aangever] ) in zijn gezicht krabde en ik zag dat een andere collega een trap tegen het hoofd aan kreeg. Ik hoorde dat [aangever] in zijn vinger gebeten was.
Toen ik de vinger zag, was dat ook duidelijk te zien. Tijdens de worsteling tussen [verdachte] en ons hoorde ik dat [verdachte] meerdere bedreigingen uitte naar iedereen die hem onder bedwang wilde krijgen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij ons af wilde maken en met ons wilde gaan vechten. Ik voelde mij hierdoor bedreigd omdat ik verwacht dat zijn bedreigingen waarheid kunnen worden.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 13-333180-22 (zaak B) onder 3 overwogen:
“De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de ten laste gelegde bedreiging dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de aangever onder de gegeven omstandigheden niet daadwerkelijk de redelijke vrees heeft kunnen bekomen dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen dan wel het leven zou kunnen verliezen.
Het ten laste gelegde vond plaats op 14 december 2022 in de Forensische Psychiatrische Kliniek te [plaats] , alwaar de verdachte sinds 8 december 2022 verbleef op basis van een gedwongen rechterlijke machtiging. Op die dag verbleef de verdachte in de separeerruimte omdat hij een paar dagen daarvoor delen van zijn kamer had vernield. Er moest dwangmedicatie worden toegediend, omdat de verdachte orale medicatie weigerde. [aangever] is medewerker groepsbegeleider bij voornoemd centrum. Op de bewuste dag ging hij samen met een aantal collega’s naar de separeerruimte om de verdachte een injectie te geven. De verdachte verzette zich hier hevig tegen en heeft de aangever in het gezicht geslagen, onder zijn oog gekrabd, in zijn rug getrapt en in zijn vinger gebeten. De verdachte zei daarbij: “ik ga jullie een voor een vermoorden” en “morgen pak ik jullie allemaal”. [aangever] heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde omdat de verdachte een felle agressieve man is. De [getuige] , eveneens werkzaam bij voornoemd centrum, heeft verklaard dat hij de bedreigingen heeft gehoord en getuige was van het geweld. Hij voelde zich bedreigd omdat hij verwachtte dat de bedreigingen waarheid konden worden. Hij heeft voorts verklaard dat de verdachte eerder al had gespuugd door het handboeienluik en zijn urine en ontlasting door de cel had gegooid.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden bij [aangever] en de [getuige] de redelijke vrees is ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen dan wel het leven zouden kunnen verliezen. Hierbij is in het bijzonder van belang dat uit bovengenoemde omstandigheden blijkt dat de verdachte verplicht medicatie moest innemen, maar dit weigerde en zich daar hevig tegen verzette en daarbij daadwerkelijk overging tot het gebruik van geweld. Het feit dat zowel [aangever] als [getuige] werkzaam waren in het Forensisch Psychiatrische Centrum waar de verdachte gedwongen verbleef maakt dat niet anders.
Het psychiatrisch ziektebeeld van de verdachte en het feit dat hij zich ten tijde van het doen van de gewraakte uitingen in een separeerruimte bevond, doen hieraan evenmin af.”