Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Tenlastelegging en bewezenverklaring
4.Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld
5.Beslissing
19 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de verdachte die is beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van cocaïne, met specifieke verwijzingen naar de Opiumwet. De verdachte was eerder gedeeltelijk vrijgesproken door het hof, dat oordeelde dat er geen sprake was van 'buiten het grondgebied van Nederland brengen' van cocaïne, omdat deze in Nederland aan een politiële pseudokoper was geleverd. Het openbaar ministerie heeft cassatie ingesteld tegen deze vrijspraak, terwijl de verdachte ook cassatie heeft ingesteld tegen de veroordeling voor het medeplegen van de verkoop en het aanwezig hebben van cocaïne. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof een te beperkte uitleg heeft gegeven aan de term 'buiten het grondgebied van Nederland brengen' zoals bedoeld in de Opiumwet. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de Opiumwet en de toepassing van het recht in soortgelijke zaken.