ECLI:NL:HR:2025:206

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
23/00530
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot vrijheidsberoving door zich voor te doen als nepagent

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte werd vrijgesproken van poging tot vrijheidsberoving door zich voor te doen als nepagent, zoals omschreven in artikel 282.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1967, heeft het cassatieberoep ingesteld na een eerdere vrijspraak in eerste aanleg. De advocaat J.M.M. Heilbron heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, waarin wordt geklaagd dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het standpunt van de verdediging dat een ander dan de verdachte het bewezenverklaarde feit zou kunnen hebben gepleegd.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat het hof, zonder de grenzen van zijn selectie- en waarderingsvrijheid te overschrijden, niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als niet geloofwaardig terzijde kon worden geschoven. De Hoge Raad oordeelt dat het hof op basis van het beschikbare bewijs tot een niet onbegrijpelijk oordeel is gekomen, waarbij het hof de verklaring van een getuige heeft gewogen en heeft vastgesteld dat deze getuige mogelijk bij vergissing heeft verklaard. Het hof heeft ook vastgesteld dat het bewijs geen andere beslissing toelaat dan de verwerping van het beroep.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie verworpen, waarbij de redenen voor deze beslissing zijn opgenomen in de conclusie van de advocaat-generaal P.M. Frielink. De uitspraak is gedaan op 11 februari 2025 door de Hoge Raad der Nederlanden, Strafkamer, onder leiding van vice-president V. van den Brink.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00530
Datum11 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 februari 2023, nummer 22-000082-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M.M. Heilbron, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de mogelijkheid niet is uit te sluiten dat een ander dan de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2025.