Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de klager tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het klaagschrift van de klager tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Samsung telefoon en een personenauto, ongegrond is verklaard. De klager, geboren in 1990, heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie op 23 september 2024 de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon aan de rechthebbende heeft bevolen, waardoor het beslag op de telefoon is beëindigd. Dit betekent dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling neemt voor zover dit betrekking heeft op de telefoon. Daarnaast is er een uitspraak van de politierechter van 5 december 2024, waarin is beslist over de inbeslaggenomen personenauto. Deze beslissing maakt dat de klager geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking, waardoor ook dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Hoge Raad heeft op 18 februari 2025 de beschikking gegeven, waarin het beroep van de klager niet-ontvankelijk is verklaard. De beslissing is genomen door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.