ECLI:NL:HR:2025:225

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
22/02893
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekken in gehuurde loods

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 4.690 hennepplanten en hennepstekken in een door hem gehuurde loods. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over het begrip 'aanwezig hebben' in de context van de Opiumwet. Het hof had geoordeeld dat de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep, en dat hij feitelijke macht over de hennepplanten kon uitoefenen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is en geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigt echter de uitspraak van het hof wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. De taakstraf wordt verminderd van 240 uren naar 216 uren, met een vervangende hechtenis van 108 dagen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02893
Datum11 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 2022, nummer 21-002379-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof met uitzondering van de daarin gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het bewezenverklaarde opzettelijk aanwezig hebben van hennep niet kan worden afgeleid uit de bewijsvoering.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 9 oktober 2019 te [plaats] (O), opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [a-straat 1] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 4690 hennepstekken en hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“Op 17 mei 2019 heeft verdachte een huurovereenkomst getekend waarmee hij met ingang van 1 juni 2019 voor € 2.300 per maand het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] , bestaande uit een loods en een aangebouwd kantoorpand, huurde. De verhuurder had verdachte circa zes weken vóór overeenstemming over de huur werd bereikt een rondleiding door het pand gegeven.
In april en mei 2019 voerde verdachte WhatsApp-gesprekken met [betrokkene 1] , een man waarover meldingen waren binnengekomen dat hij jarenlang de elektrische voorzieningen voor meerdere hennepkwekerijen zou aanleggen. Onderstaande citaten zijn afkomstig uit deze WhatsApp-gesprekken:
04-04-19 14:44 - [verdachte] [plaats] : [plaats] te ver weg?
04-04-19 17:56 - [verdachte] [plaats] : Rij morgen naar [plaats] en laat ik je het weten
16-05-19 19:52 - [verdachte] [plaats] : Als je een eigen rechtstreekse aansluiting heb ook een stroomhuisje. Met zie die daar ook uit?
16-05-19 20:10 - [betrokkene 1] : Als ik het goed begrijp gaat het om een grootverbruiker dat laatste heb ik niet begrepen!!!
16-05-19 20:20 - [verdachte] [plaats] : Er komt 3 x 125 mm2 binnen 500 ampère per fase
22-05-19 13:43 - [betrokkene 1] : Dat rijd ook prettiger [knipoog emoticon]
22-05-19-13:43 - [verdachte] [plaats] : Niet met deze ouwe bak
22-05-19 13:44 - [betrokkene 1] : Als je straks alles weer aan de draai hebt komt dat ook wel weer. [knipoog emoticon]
22-05-19 13:45 - [verdachte] [plaats] : Als goed is kopen ze mij vokgende week andere auto
22-05-19 13:45 - [verdachte] [plaats] : Iedere dag [plaats] is niet te doen anders
22-05-19 13:46 - [verdachte] [plaats] : Tot straks
22-05-19 21:25 - [verdachte] [plaats] : Kan je met mij mee vrijdagmiddag
22-05-19 21:25 - [verdachte] [plaats] : Zijn meerdere dingen die daar moeten
gebeuren.
27-05-19 11:55 - [verdachte] [plaats] : Jijj kon donderdag toch
27-05-19 19:00 - [verdachte] [plaats] : We moeten echt wat dingen zeker weten. Uiteraard betalen ze ervoor dat we die kant op gaan
27-05-19 19:49 - [verdachte] [plaats] : Wanneer kan wel? We betalen dikke huur daar namelijk.
Op 9 oktober 2019 is in de loods van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij met in totaal circa 4.010 hennepplanten en 680 hennepstekken aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien dat verdachte voorbereidingen heeft getroffen ten behoeve van de hennepkwekerij. Het hof is echter van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken was bij de daadwerkelijke kweek van de hennep. In zoverre zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten op 9 oktober 2019. Gegeven het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien heeft hij ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep. De hennepkwekerij bevond zich bovendien zowel formeel als feitelijk in de machtssfeer van verdachte, nu hij de (hoofd)huurder was en toegang had tot de loods met de sleutel die zich in zijn kantoor bevond.”
2.3
Van ‘aanwezig hebben’ als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C, en artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet is sprake als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor de bewezenverklaring van het ‘aanwezig hebben’ hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Dit aanwezig hebben geldt als misdrijf wanneer wordt tenlastegelegd en bewezenverklaard dat sprake is van opzet (daaronder begrepen voorwaardelijk opzet) op het aanwezig hebben. (Vgl. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945.)
2.4.1
Het hof heeft het volgende vastgesteld. Op 17 mei 2019 heeft de verdachte een huurovereenkomst getekend waarmee hij met ingang van 1 juni 2019 het bedrijfspand aan de [a-straat 1] in [plaats] huurde. Dit pand bestaat uit een loods en een aangebouwd kantoorpand. Ongeveer zes weken voordat overeenstemming over de huur werd bereikt – dus begin april 2019 – heeft de verdachte een rondleiding door het pand gekregen. Tussen 4 april 2019 en 27 mei 2019 heeft de verdachte WhatsApp-gesprekken gevoerd met [betrokkene 1] . Over [betrokkene 1] waren meldingen ontvangen dat hij jarenlang elektrische voorzieningen voor hennepkwekerijen zou aanleggen. Tussen de verdachte en [betrokkene 1] werd gesproken over rijden naar [plaats] (4 april 2019 en 22 mei 2019). Verder spraken zij onder meer over een ‘grootverbruiker’, de hoeveelheid ampère die binnenkomt (16 mei 2019), ‘straks alles weer aan de draai hebben’, ‘iedere dag [plaats] ’, ‘meerdere dingen die daar moeten gebeuren’ (22 mei 2019) en het betalen van ‘dikke huur daar’ (27 mei 2019). Op 9 oktober 2019 is in de loods van het pand een hennepkwekerij met in totaal 4690 hennepplanten en hennepstekken aangetroffen. De sleutel van de loods bevond zich in het aangebouwde kantoor van de verdachte. Daarmee had de verdachte toegang tot de loods.
2.4.2
Het hof heeft op grond van de hiervoor genoemde vaststellingen geoordeeld dat de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep. Daarmee heeft het hof tevens tot uitdrukking gebracht dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de aanwezigheid van de hennepplanten en de hennepstekken die op 9 oktober 2019 in de loods zijn aangetroffen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft verder geoordeeld dat de verdachte de hennepplanten en de hennepstekken opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu de hennepkwekerij zich “zowel formeel als feitelijk in de machtssfeer” van de verdachte bevond. Daarin ligt als oordeel van het hof besloten dat de verdachte feitelijke macht over de hennepplanten en de hennepstekken kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken. Gelet op wat onder 2.3 is vooropgesteld, geeft dit oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk in het licht van de vaststellingen van het hof, die onder meer inhouden dat de verdachte de huurder van het pand was, over de sleutel van de loods beschikte en daarmee toegang tot de loods had.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 216 uren beloopt, subsidiair 108 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2025.