Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben de eiseressen, Teva B.V., Teva Nederland B.V. en Pharmachemie B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Teva c.s.), beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Den Haag en betreft een geschil over octrooirecht, specifiek de vraag of er sprake is van een gebrek aan inventiviteit in de octrooiaanvraag van Teva. De Hoge Raad heeft de klachten van Teva c.s. over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft Teva c.s. in de proceskosten verwezen, waarbij BMS vergoeding van de kosten in cassatie heeft gevorderd. De Hoge Raad heeft beslist dat Teva c.s. de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 60.000,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.