Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de belediging van een ambtenaar door de hoofdconductrice van een trein, die de verdachte in zijn gezicht spuugde. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het openbaar ministerie was in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de aangeefster, die werkzaam was als hoofdconducteur, ook als ambtenaar kan worden aangemerkt op basis van de wetgeving omtrent buitengewoon opsporingsambtenaren. De Hoge Raad concludeert dat er geen klachtvereiste geldt, omdat de aangeefster in haar functie als ambtenaar handelde. De cassatiemiddelen van de verdachte, die zich richtten tegen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de bewezenverklaring, leiden niet tot cassatie. De Hoge Raad wijst erop dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.