ECLI:NL:HR:2025:269

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
22/03343
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaar door hoofdconductrice van trein

In deze zaak gaat het om de belediging van een ambtenaar door de hoofdconductrice van een trein, die de verdachte in zijn gezicht spuugde. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het openbaar ministerie was in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de aangeefster, die werkzaam was als hoofdconducteur, ook als ambtenaar kan worden aangemerkt op basis van de wetgeving omtrent buitengewoon opsporingsambtenaren. De Hoge Raad concludeert dat er geen klachtvereiste geldt, omdat de aangeefster in haar functie als ambtenaar handelde. De cassatiemiddelen van de verdachte, die zich richtten tegen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de bewezenverklaring, leiden niet tot cassatie. De Hoge Raad wijst erop dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03343
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 augustus 2022, nummer 23-002366-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Viegen, advocaat in Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
De cassatiemiddelen komen op tegen het oordeel van het hof dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, en tegen de bewezenverklaring.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van één week volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.