Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
Op 18 februari 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 23/04383. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, geboren in 1960, tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 november 2023, nummer 20-002180-21. De verdachte werd vertegenwoordigd door de advocaten J.C. Reisinger en R.L. Vermeulen, beiden werkzaam in Utrecht. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.