ECLI:NL:HR:2025:284

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
23/00858
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van ruim 5,5 kilogram hennep en rechtmatigheid van fouillering en doorzoeking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 5,5 kilogram hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere uitspraak van het hof op 23 februari 2023, waarin de verdachte werd veroordeeld. De verdediging stelde dat de fouillering van de verdachte en de doorzoeking van de auto onrechtmatig waren, omdat er geen machtiging of toestemming was verkregen. De Hoge Raad moest beoordelen of het hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van de staandehouding en ondervraging van de verdachte. Daarnaast werd de vraag opgeworpen of in het geval van verdenking van een Opiumwetdelict toestemming voor doorzoeking vereist was. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om de klachten verder te motiveren, aangezien de vragen die werden gesteld niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00858
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 februari 2023, nummer 23-000631-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.W. Koevoets, advocaat in Terneuzen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.