Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2022. De verdachte, geboren in 1958, was bestuursvoorzitter van goede-doelenstichtingen en werd beschuldigd van valsheid in geschrift, met name het meermalen valselijk opmaken van facturen en ANBI-aanvragen. De verdediging voerde verweer aan tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en stelde dat er sprake was van misbruik van (fiscale) controlebevoegdheden. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vroeg om vermindering daarvan.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van zestien maanden naar vijftien maanden en drie weken, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen.