ECLI:NL:HR:2025:314

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
24/02236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid in internationaal privaatrecht bij beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder, wonende te [plaats], tegen de vader, die in Marokko woont. De moeder verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 12 maart 2024 was gegeven. De zaak betreft de beëindiging van gezamenlijk gezag over een minderjarige, waarbij de bevoegdheid van het hof aan de orde was in het kader van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaten van de moeder schriftelijk hebben gereageerd. Na beoordeling van de klachten over de beschikking van het hof, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder dan ook verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/02236
Datum21 februari 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaten: A.H. Vermeulen en A.A.M. Knol,
tegen
[de vader],
wonende in Marokko,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: H.J.W. Alt.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/10/647955 / FA RK 22-8189 van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2023;
b. de beschikking in de zaken 200.334.486/01 en 200.334.486/02 van het gerechtshof Den Haag van 12 maart 2024.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De vader heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van de moeder hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
21 februari 2025.