Het hofheeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft onder meer het volgende overwogen.
Voor het hof heeft als uitgangspunt te gelden dat een algemeen recht op het kosteloos ter beschikking stellen van anticonceptie als zodanig niet bestaat omdat het oordeel van de rechtbank op dit punt niet is aangevochten. (rov. 6.4)
Het standpunt van Clara Wichmann c.s komt erop neer dat de op het Besluit zorgverzekering (hierna: Bzv) berustende Regeling zorgverzekering (hierna: Rzv) onrechtmatig is omdat deze alleen voorziet in vergoeding van de kosten van bepaalde anticonceptiemiddelen aan vrouwen jonger dan 21 jaar. (rov. 6.5-6.9)
Art. 14 EVRM beschermt mede tegen indirecte discriminatie, op het bestaan waarvan Clara Wichmann c.s. een beroep doen. De partij die zich daarop beroept moet, op grond van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), aannemelijk maken “
on the basis of undisputed official statistics, the existence of a prima facie indication that a specific rule – although formulated in a neutral manner – in fact affects a clearly higher percentage of women than men”, en dat ook ander dan statistisch materiaal kan bijdragen aan deze “
prima facie indication”. (rov. 6.17-6.18)
Bij de bescherming van fundamentele rechten kunnen op de overheid niet alleen negatieve verplichtingen rusten, maar ook positieve. Bij negatieve verplichtingen gaat het om de verplichting van de overheid om zich ervan te onthouden inbreuk te maken op een bepaald grondrecht. Positieve verplichtingen brengen mee dat de overheid actief moet handelen om de effectieve uitoefening van een (klassiek) grondrecht door de burger mogelijk te maken. (rov. 6.19)
Clara Wichmann c.s. hebben de grondslag van hun vordering in hoger beroep beperkt tot indirecte discriminatie. In algemene zin kan niet worden aangenomen dat uit art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM of art. 14 EVRM een positieve verplichting van de Staat voortvloeit om indirecte discriminatie te bestrijden. Positieve verplichtingen kunnen wel worden aangenomen als er een duidelijke lacune bestaat in het nationale recht, met name als het gaat om horizontale rechtsverhoudingen. Daarnaast staat het discriminatieverbod niet eraan in de weg dat de Staat groepen verschillend behandelt om feitelijke ongelijkheden te corrigeren. Onder omstandigheden is een staat daartoe zelfs gehouden. Het gaat dan om zogenaamde positieve actie, of positieve discriminatie. Bij de toepassing van art. 14 EVRM heeft het EHRM echter in slechts heel specifieke gevallen een positieve verplichting aanvaard om bij de toepassing van een bepaalde regel rekening te houden met de bijzondere positie van een bepaalde (kwetsbare) groep. Ook uit die jurisprudentie is niet in algemene zin af te leiden dat een positieve verplichting bestaat om iedere situatie van ongelijkheid op te heffen. (rov. 6.20 - 6.22)
De door Clara Wichmann c.s. gestelde indirecte discriminatie is niet vast te stellen op basis van de in het geding gebrachte gegevens. Het is niet zuiver om, zoals Clara Wichmann c.s. betogen, slechts anticonceptie die geschikt is voor vrouwen te betrekken in de beoordeling of sprake is van indirecte discriminatie, omdat op die manier geen volledig beeld kan worden verkregen van de vraag wie per saldo de kosten van het gebruik van anticonceptiemiddelen draagt. Het rapport ‘We doen het samen' (zie hiervoor in 2.2 onder vi) is per saldo met te veel onduidelijkheid omgeven om te kunnen concluderen, of zelfs maar te kunnen vermoeden, dat vrouwen disproportioneel zwaarder worden geraakt dan mannen door de op zichzelf neutrale maatregel dat anticonceptiemiddelen niet worden vergoed. Andere gegevens die de stelling van Clara Wichmann c.s. wel aannemelijk maken, zijn niet in het geding gebracht. De paper ‘Niet de lasten, wel de lusten’ (zie hiervoor in 2.2 onder vii) kan niet als zodanig dienen, omdat die op het rapport ‘We doen het samen’ is gebaseerd. De vordering van Clara Wichman c.s. stuit hierop al af. (rov. 6.23-6.37)