Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2023. Het beroep betreft een klaagschrift van de klager, die verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, in dit geval een cryptowallet met bitcoins ter waarde van € 10.097.515, in het kader van een verdenking van witwassen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Rotterdam voor herbehandeling van het beklag.
Echter, na de conclusie van de advocaat-generaal heeft het openbaar ministerie op 17 januari 2025 aan de griffie van de Hoge Raad laten weten dat het beslag op de cryptowallet inmiddels is beëindigd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij een oordeel van de Hoge Raad over de voorgestelde cassatiemiddelen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de gevolgen van het beëindigen van beslag voor de mogelijkheid om cassatieberoep in te stellen. De beslissing is genomen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.