ECLI:NL:HR:2025:425

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
22/03685
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen opzettelijk invoeren van cocaïne en valsheid in geschrift door douanier

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 september 2022. De verdachte, een douanier die in 2019 werkzaam was in de Rotterdamse haven, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van 1.516,06 kg cocaïne, voorbereidingshandelingen voor de verkoop van deze cocaïne, en valsheid in geschrift. De verdachte had onjuiste informatie in digitale systemen ingevoerd, waardoor controle op containers werd voorkomen.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, maar constateerde wel dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht jaren naar zeven jaren en acht maanden.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03685
Datum25 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 september 2022, nummer 22-002156-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J.C. Reisinger bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze zeven jaren en acht maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2025.