ECLI:NL:HR:2025:443

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
22/03879
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging wegens onjuiste toepassing taakstrafverbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een taakstraf wegens verduistering. Het hof had geoordeeld dat het taakstrafverbod van toepassing was, omdat de verdachte eerder was veroordeeld tot een taakstraf. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat het hof onjuist heeft geoordeeld over de toepassing van het taakstrafverbod. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03879
Datum25 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2022, nummer 23-000721-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. Römelingh, advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, met uitzondering van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
3.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal onder 4.2 tot en met 4.6.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, met uitzondering van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2025.