Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
1 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2022. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de benadeelde partij, die bestonden uit reiskosten naar zijn advocaat-gemachtigde ter hoogte van € 10,92. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor zover het de proceskosten betrof, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad oordeelde dat het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor vergoeding van reiskosten van de benadeelde partij wanneer deze met een gemachtigde procederen. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de gevorderde kosten afgewezen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar er werd geen ander rechtsgevolg aan verbonden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en het beroep voor het overige verworpen.