ECLI:NL:HR:2025:524

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
22/03997
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid vordering benadeelde partij in diefstalzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1988, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat M.J.N. Vermeij heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft het tweede cassatiemiddel beoordeeld, dat onder meer klaagt over de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij, [A] B.V. Het hof had niet vastgesteld of [betrokkene 1], die namens de benadeelde partij de vordering had ingesteld, daartoe bevoegd was. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel faalt, met verwijzing naar de redenen in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2025:523).

Bij de beoordeling van de overige cassatiemiddelen heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze ook niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 26 weken naar 25 weken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03997
Datum15 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2022, nummer 20-001580-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.N. Vermeij, advocaat in Den Haag, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof de vordering van de benadeelde partij [A] B.V. ontvankelijk heeft geacht terwijl het hof niet heeft vastgesteld dat [betrokkene 1] , die namens deze benadeelde partij die vordering heeft ingesteld, daartoe bevoegd was en dat het hof om diezelfde reden het opleggen aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, faalt het. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/03996, ECLI:NL:HR:2025:523.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 26 weken.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 25 weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2025.