ECLI:NL:HR:2025:531

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
22/03989
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging van ex-partner en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft belaging van een ex-partner, waarbij de benadeelde partij (b.p.) een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend. Het hof had de verdachte veroordeeld voor belaging in de periode van 16 juni 2014 tot en met 14 november 2014 en had de vordering van de b.p. tot materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 408,60, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2014. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvangsdatum van de wettelijke rente niet correct was vastgesteld. De Hoge Raad heeft bepaald dat de aanvangsdatum voor de schadepost van € 95,78 voor kosten van de psycholoog op 17 december 2014 moet worden vastgesteld, en voor de schadeposten van € 250,32 voor reiskosten en € 62,50 voor kosten van een Aware-kast op 31 augustus 2014. De Hoge Raad heeft de overige klachten van de verdachte verworpen en de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de aanvangsdatum van de wettelijke rente. De zaak heeft ook betrekking op de redelijke termijn van de procedure, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat deze is overschreden, maar zonder verdere rechtsgevolgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03989
Datum8 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2022, nummer 22-000033-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.W.M. Stevens, advocaat in Den Haag, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend a) voor zover daarin de aanvangsdatum van de wettelijke rente over de materiële schadevergoeding is bepaald op 16 juni 2014 en tot een zodanige op artikel 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en b) wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat het toegewezen bedrag van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] wegens materiële schade en de op grond van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag opgelegde betalingsverplichting, moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2014, zijnde de begindatum van de bewezenverklaarde periode.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor belaging, gepleegd in de periode van 16 juni 2014 tot en met 14 november 2014. Daarbij heeft het hof de vordering van de benadeelde partij wegens materiële schade tot een bedrag van € 408,60 toegewezen en aan de verdachte voor dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2.2.2
Bij de stukken bevindt zich een ‘Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’ van de benadeelde partij, met bijlagen. Bijlage 1 houdt onder meer in:
“Verdachte (benadeelde haar ex-man) heeft gedurende een periode van vijf maanden wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van benadeelde. De verdachte heeft zich dagelijks, althans vele malen in de nabijheid van de woning van benadeelde opgehouden. Tevens heeft benadeelde zich dagelijks, althans vele malen verplaatst rond de woning van benadeelde (ook nadat hem bij vonnis van 16 juli 2013 een contactverbod en een gebiedsverbod was opgelegd). Ook heeft verdachte meerdere poststukken in de brievenbus van benadeelde gedaan. Benadeelde heeft hiervan veel leed en last ondervonden.
Materiële schade
(...)
Kosten psycholoog (bijlage 3) € 95,78
Door het voorval heeft benadeelde behandelingen bij de psycholoog moeten ondergaan in de periode van 7 juli 2014 tot en met 17 december 2014. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 95,78 betaald (...). Derhalve vordert benadeelde een bedrag van € 95,78.
Reiskosten (bijlage 4 tot en met 7) € 250,32
Door het voorval durft benadeelde niet meer naar haar moeder, schoonzusje en vriendin te fietsen. Tevens doet benadeelde haar boodschappen elders in het land en niet in haar woonplaats. Zij heeft hiervoor reiskosten gemaakt.
Datum
Bezoek
Kilometer per keer
Kilometerreiskosten
16-06-2014 tot en met 14-11-2014
Bezoek aan moeder 2 keer per week gedurende 21 weken en 5 dagen Totaal bezoeken: 22 x 2 = 44
840 meter (zie bijlage 4)
0,84 x € 0,28 = € 0,24 heenweg
€ 0,24 x 2 = € 0,48 per keer
€ 0,48 x 44 = € 21,12
16-06-2014 tot en met 14-11-2014
Bezoek aan schoonzusje 1 keer per week gedurende 22 weken
3,3 kilometer (zie bijlage 5)
3,3 x € 0,28 = € 0,92 heenweg
€ 0,92 x 2 = € 1,85 per keer
€ 1,85 x 22 = € 40,70
16-06-2014 tot en met 14-11-2014
Bezoek aan vriendin 1 keer per week gedurende 22 weken
1,3 kilometer (zie bijlage 6)
1,3 x € 0,28 = € 0,36 heenweg
€ 0,36 x 2 = € 0,73 per keer
€ 0,73 x 22 = € 16,02
16-06-2014 tot en met 14-11-2014
Boodschappen elders in het land doen. 2 keer per week. Er wordt een schatting gemaakt in gedurende de 22 weken.
7 kilometer enkele reis
7 x € 0,28 = € 1,96 heenweg
€ 1,96 x 2 = € 3,92 per keer
€ 3,92 x 44 = € 172,48
Totaal
€ 250,32 (€ 21,12 + € 40,70 + € 16.02 + € 172,48)
Voor de hoogte van de kilometervergoeding wordt aansluiting gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken (bijlage 7). In totaal vordert benadeelde € 250,32 aan reiskosten.
Kosten Aware kast (bijlage 8) € 62,50
Voor de veiligheid van benadeelde is besloten om bij haar een kastje te installeren die in directe verbinding staat met de politie zodat ze te allen tijde middels een alarmknop deze kan oproepen voor hulp in onveilige situaties met verdachte. De maandelijkse kosten bedragen: € 12,50 (zie bijlage 8). Vanaf 31 januari 2013 is het kastje door benadeelde in gebruik. Benadeelde heeft gedurende een periode van zes maanden (periode van 16 juni 2014 tot en met 14 november 2014) een eigen bijdrage voor het kastje moeten betalen. Derhalve vordert benadeelde 5 x € 12,50 = € 62,50.”
2.2.3
De uitspraak van het hof houdt over de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij onder meer in:
“In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van € 5.608,60.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.908,60.
(...)
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve in zoverre worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.908,60 (duizend negenhonderdacht euro en zestig cent) bestaande uit € 408,60 (vierhonderdacht euro en zestig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
(...)
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.908,60 (duizend negenhonderdacht euro en zestig cent) bestaande uit € 408,60 (vierhonderdacht euro en zestig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
(...)
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 juni 2014.”
2.3
De benadeelde partij kan betaling van de wettelijke rente vorderen over het bedrag dat zij aan schade heeft geleden. In beginsel is de wettelijke rente op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden. (Vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverwegingen 2.4.1 en 2.5.)
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij wegens materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 408,60, voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en daarbij bepaald dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2014. Daarmee heeft het hof geoordeeld dat wat betreft de verschuldigdheid van de wettelijke rente de datum van 16 juni 2014, zijnde de aanvangsdatum van de bewezenverklaarde periode, moet worden aangemerkt als de datum waarop de volledige materiële schade is ingetreden.
2.5
In aanmerking genomen dat uit de onder 2.2.2 weergegeven bijlage 1 volgt dat de benadeelde partij in de periode van 7 juli 2014 tot en met 17 december 2014 behandelingen heeft ondergaan bij een psycholoog waarvoor een eigen risico van € 95,78 in rekening is gebracht en dat verder uit die bijlage volgt dat de reiskosten en de kosten voor het Aware-systeem in de periode van 16 juni 2014 tot en met 14 november 2014 periodiek zijn gemaakt, is niet zonder meer begrijpelijk het oordeel van het hof dat de materiële schade die het gevolg is van de bewezenverklaarde belaging, volledig is ingetreden op 16 juni 2014, de aanvangsdatum van de bewezenverklaarde periode.
2.6
Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen. Wat betreft de schadepost van € 95,78 voor ‘kosten psycholoog’ zal de Hoge Raad de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen op 17 december 2014. Wat betreft de schadeposten van € 250,32 voor ‘reiskosten’ en van € 62,50 voor ‘kosten Aware-kast’ zal de Hoge Raad de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van de periode waarin deze kosten zijn gemaakt, te weten op 31 augustus 2014.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van vier maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover daarin de aanvangsdatum van de wettelijke rente over de materiële schade is bepaald op 16 juni 2014;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente over de materiële schade wat betreft de schadepost van € 95,78 voor ‘kosten psycholoog’ op 17 december 2014 en wat betreft de schadeposten van € 250,32 voor ‘reiskosten’ en van € 62,50 voor ‘kosten Aware-kast’ op 31 augustus 2014;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2025.