ECLI:NL:HR:2025:532

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
22/03990
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging van ex-partner en verjaringstermijnen in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft belaging van een ex-partner, gepleegd in de periode van 1 februari 2012 tot en met 5 februari 2013. De verdachte is vrijgesproken in eerste aanleg in zaak A, maar de Hoge Raad heeft ambtshalve de verjaring van de strafvordering beoordeeld. De verjaringstermijn bedraagt in dit geval maximaal twaalf jaren, waardoor het recht tot strafvordering in zaak A is vervallen. De Hoge Raad verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor dit feit en ook de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding in deze zaak. In zaak B heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 750, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 september 2013. De Hoge Raad heeft de duur van de gijzeling in deze zaak vastgesteld op maximaal vijftien dagen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de strafoplegging in zaak B, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de beoordeling van verjaringstermijnen in strafzaken en de ontvankelijkheid van benadeelde partijen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03990
Datum8 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2022, nummer 22-001836-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.W.M. Stevens, advocaat in Den Haag, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

2.1
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 09-113599-13 – zakelijk weergegeven – tenlastegelegd belaging van [benadeelde] .
2.2
Het feit is volgens de tenlastelegging begaan in de periode van 1 februari 2012 tot en met 5 februari 2013. Op grond van artikel 70 lid 1, aanhef en onder 2º, in samenhang met artikel 72 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht beloopt de verjaringstermijn in dit geval ten hoogste twee maal zes jaren, dus in totaal twaalf jaren. Daarom is het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen wat betreft het in de zaak met parketnummer 09-113599-13 tenlastegelegde.
2.3
De cassatieschriftuur is op 11 augustus 2023 namens de verdachte ingediend. Gelet op wat is overwogen over de ambtshalve toetsing van de verjaring in cassatie in zijn arrest van 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2022, zal de Hoge Raad het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging wat betreft het feit in de zaak met parketnummer 09-113599-13.
2.4
Nu het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging, zal de Hoge Raad de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding in de zaak met parketnummer 09-113599-13 en de proceskosten in die zaak compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad zal in de zaak met parketnummer 09-817243-14 verstaan dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft toegewezen tot een bedrag van € 750, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013, en de duur van de gijzeling in die zaak bepalen op ten hoogste vijftien dagen.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen in de zaak met parketnummer 09-817243-14
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof en de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 april 2014, maar uitsluitend wat betreft
(i) de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 09-113599-13 tenlastegelegde, daaronder begrepen de beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , en
(ii) de strafoplegging, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel in de zaak met parketnummer 09-817243-14;
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging wat betreft het in de zaak met parketnummer 09-113599-13 tenlastegelegde;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding in de zaak met parketnummer 09-113599-13;
- compenseert de proceskosten in de zaak met parketnummer 09-113599-13, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verstaat dat het hof in de zaak met parketnummer 09-817243-14 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft toegewezen tot een bedrag van € 750, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013;
- bepaalt de duur van de gijzeling die is verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel die het hof ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] in de zaak met parketnummer 09-817243-14 heeft opgelegd op ten hoogste 15 (vijftien) dagen;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft de strafoplegging in de zaak met parketnummer 09-817243-14, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel, opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2025.