2.2.1Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 9 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats] en [plaats]
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij omstreeks te periode van 9 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en zijn, verdachtes, mededaders,
- gecrypte telefoons voorhanden gehad en
- pallets met bananen gekocht en besteld en laten afleveren (in de loods aan [a-straat 1] te [plaats] ) en
- pallets met bananen klaargezet (als wissellading) en aanwezig gehad (in de loods aan [a-straat 1] te [plaats] ) en
- een vorkheftruck voorhanden gehad (in de loods aan [a-straat 1] te [plaats] ) en
- een trekker en een chassis en een vrachtwagen ter beschikking gehad en
- (vervolgens) een container naar een loods aan [a-straat 1] te [plaats] gebracht en
- voertuigen met een verborgen ruimte klaargezet, te weten een Volkswagen Transporter met [kenteken] en een Citroën Jumper met [kenteken] ; en
- de (douane)verzegeling van de container TTNU 8089029-9 verbroken;
3. hij op 12 augustus 2019 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf de ECT [locatie] aan de [b-straat] ) heeft weggenomen een container (met nummer TTNU 8089029-9, inhoudende pallets met bananen), toebehorende aan een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren te gebruiken, die container (met pallets met bananen) van de ECT [locatie] op te halen en/of weg te voeren.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“23. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 augustus 2019 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer 1908131008.VEYIGB78. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (...):
als de op 13 augustus 2019 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb een eigen transportfirma, [A] . Ik heb het bedrijf samen met mijn echtgenote. Ik ben ook een chauffeur. Ik kreeg gisteren een opdracht over een containernummer met pincode. Ik heb het containernummer en pincode gekregen toen ik ongeveer de haven was genaderd, rond 5:20 uur in de ochtend. Ik heb het containernummer en pincode van [betrokkene 1] gekregen. Toen was ik al onderweg, naar de ECT.
Ik heb woensdag met [betrokkene 2] gesproken en die heeft mij telefonisch aan [betrokkene 1] voorgesteld. [betrokkene 1] had mij gevraagd om een proeftransport te doen. Ik heb vorige week woensdag voor het eerst telefonisch contact met [betrokkene 1] gehad. Ik ben gisteren om 5:20 uur in de ochtend door [betrokkene 1] gebeld en die gaf mij de pincode en het containernummer. Vervolgens heb ik om 6:20 uur geprobeerd om de container op het ECT terrein op te halen, maar er zat een foutmelding op de container. Ik heb [betrokkene 1] gebeld. Ik dacht er eerst aan om naar de infobalie te gaan, maar [betrokkene 1] zei dat ik moest wachten. [betrokkene 1] heeft mij gebeld en zei dat ik het nog een keer moest proberen. Toen heb ik het rond 9 uur nogmaals geprobeerd. Voor die tijd heb ik geprobeerd om van het terrein af te komen omdat ik geen opdracht had. Ik had alleen het containernummer en pincode. Ik heb een uur op de container gewacht. Mij is gezegd dat ik richting [plaats] moest rijden. Ze gaven een adres in [plaats] .
Ik ben bang geworden, want een Volvo S60, champagnekleurig, volgde mij steeds. Ik kreeg geen adres. Men zei dat ik richting het centrum moest, [plaats] centrum. Daar was een fabrieksterrein. Daar ben ik geparkeerd. Daarna kreeg ik een adres. Ik ben naar dat adres vertrokken. Daar stonden 2 mensen op mij te wachten. De deuren stonden open. Ze zeiden dat ik naar binnen moest rijden en dat daar gelost zou worden. Ik moest de oplegger daar loskoppelen. Ik vroeg waarom. Ik moest de container anderhalf uur later komen ophalen. Ik ben weggegaan en heb in de buurt op een parkeerterrein gestaan. Daar ben ik aangehouden. Ik heb geen opdracht gekregen. Er was geen afspraak gemaakt over wat ik zou verdienen met het transport van deze container voor [betrokkene 1] . Ik zou achteraf een prijsopgave doen over de prijs. De prijs hangt af van het aantal gereden kilometers (kilometerheffing).
24. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 augustus 2019 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer 1908190720.VEYIGB78. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (...):
als de op 21 augustus 2019 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: In 2015 heb ik een firma overgenomen en heb er een transportbedrijf van gemaakt. Ik heb 3,5 jaar lang samen met mijn vrouw de zaak geleid en daarna ben ik chauffeur geworden/medewerker.
P1: Als er iemand bij u komt met een vervoersopdracht wat wilt u dan dat er op voorhand geregeld wordt voordat u het transport aanvangt?
V: Ik wil het CMR hebben, lever adres, losse referentie en het adres waar de lege container naar toe moet. En het ophaaladres.
P1: Welke documentatie moet u allemaal geregeld hebben voor en tijdens het vervoer?
V: Denk hierbij aan opdracht contract. Ik heb vaste opdrachtgevers en anders is een CMR voldoende.
V: Ik heb een willekeurig adres ingevuld op het CMR, omdat dit verplicht ingevuld moet worden. Als het niet ingevuld is kan ik een boete krijgen.
P1: In een eerdere verklaring verklaarde je dat twee personen de roldeur aan [a-straat 1] te [plaats] openden. Wij tonen je een viertal foto’s van personen. Wie zijn dit?
V: Persoon 2 en persoon 3 stonden bij de deur. Ik herken ze voor 100 procent. Toen ik aan kwam rijden bij de loods sprak persoon 3 mij aan. Hij vertelde mij dat ik mijn vrachtwagen los moest koppelen van de trailer. Persoon 3 vertelde mij dat ik na 1,5 uur weer terug moest komen. Persoon 3 heeft mij gezegd dat hij het adres zou geven waar de container heen moest na 1,5 uur. Ik had het vermoeden dat ik na 1,5 uur de lege container ergens anders heen moest brengen.
Als bijlage gaat bij dit proces verbaal:
2: viertal foto’s, van mannen
Foto 4 van persoon 3 (het hof begrijpt: de [medeverdachte 1] )
28. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 15 maart 2021 afgelegd, inhoudende:
Het klopt dat ik de opdracht om de container af te halen van het [locatie] op 12 augustus 2019 heb gekregen van [betrokkene 1] . Ik begrijp nu dat [betrokkene 1] in werkelijkheid [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) heet. Ik heb hem nooit ontmoet. Wij hebben uitsluitend telefonisch contact gehad. Ik weet niet wie de container ingeklaard heeft. Ik heb de pincode en het containernummer van [betrokkene 1] gekregen. Ik heb de container opgehaald en wist op dat moment niet waar de container heen moest. Ik heb meerdere keren contact proberen te krijgen met [betrokkene 1] terwijl ik mij op het ECT terrein bevond voor het afleveradres, maar dat lukte niet. Deze werkwijze is absoluut niet gangbaar. Het adres wordt op voorhand verstrekt. Ik werd zenuwachtig toen ik [betrokkene 1] niet te pakken kreeg. Ik heb hem meerdere keren gebeld, maar kon hem niet bereiken. Het enige wat ik wist, was dat ik naar [plaats] moest. Uiteindelijk heb ik een fictief adres ingevuld op de vrachtbrief. Het klopt dat ik de vrachtbrief zelf heb ingevuld. Het klopt ook dat ik daarop heb vermeld dat de lading 24 pallets met bananen betrof. U, voorzitter, houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik niet wist wat er in container zat, maar dat ik het aantal pallets en het soort goed wel goed heb ingevuld. De container bevatte ‘Frigo’; dat is meestal banaan. Daarom heb ik banaan ingevuld. U houdt mij voor dat ik heb vermeld dat de lading bedoeld was voor [B] B.V. Ja, dat is een adres waar ik eerder ben geweest. Ik denk niet dat zij handelen in bananen.
Het klopt dat ik onderweg naar de loods in [plaats] werd achtervolgd door een voertuig. Daar werd ik angstig van. Op enig moment kreeg ik het adres van [betrokkene 1] per bericht. Ik was op dat moment in de buurt van [plaats] .
Het klopt dat ik de container heb afgeleverd bij de loods aan [a-straat 1] in [plaats] . Van een van de aanwezigen kreeg ik te horen dat ik achteruit de loods in moest rijden. Ik kreeg ook te horen dat ik de container los moest koppelen en de loods moest verlaten voor een aantal uren. Ik ben weliswaar weg gegaan, maar ik bleef wel op afstand. Ik zou van een van de personen in de loods het adres krijgen waar de lege container naar toe moest.
29. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2022 afgelegd, inhoudende:
Het was raar dat ik geen afleverlocatie had. Het voelde niet oké. Bij het magazijn stonden twee mannen. Zij hebben mij verzocht om achteruit de loods in de rijden. Toen ik de oplegger naar binnen reed, is de oplegger ontkoppeld. Het klopt dat ik in de loods heb gevraagd waarom ik de oplegger moest ontkoppelen. Normaal gesproken als je een magazijn inrijdt wordt de oplegger niet losgekoppeld. Die opdracht had ik ook niet doorgekregen. Normaal krijg je wanneer je de opdracht krijgt te horen of je het moet ontkoppelen of niet.
Ik zou 550 euro krijgen voor deze klus.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Feit 1 en 2
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – conform de door hem overgelegde schriftelijke pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne en evenmin voorbereidingshandelingen daartoe heeft verricht. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijze kon vermoeden dat er cocaïne in de verzegelde container zat. Tot slot is er volgens de raadsman geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waardoor medeplegen niet bewezen kan worden en de verdachte derhalve dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het hof, grotendeels met de rechtbank, als volgt.
- Invoer
Op 11 augustus 2019 is het motorschip [naam] aangemeerd bij ECT [locatie] (hierna: [locatie] ) in [plaats] . Het schip was afkomstig uit Ecuador. Aan boord van dit schip bevond zich onder meer de container TTNU808902-9, die was geladen met een partij bananen (hierna: de container). Deze lading was bestemd voor het bedrijf [C] , gevestigd in Duitsland, en zou in [plaats] worden opgehaald door vervoerder [D] uit [plaats] . Na controle en onderzoek is gebleken dat in de container naast bananen ook pakketten zaten met daarin cocaïne. In totaal waren dit 752 pakketten met een totale hoeveelheid van netto 754 kilogram cocaïne. Deze cocaïne is op 11 augustus 2019 in beslag genomen.
Vervolgens is er een monster van 10 gram cocaïne teruggeplaatst in de container.
De verdachte, als chauffeur werkzaam voor [A] dat mede zijn eigendom is, heeft de container op 12 augustus 2019 met een trekker afgehaald en vervoerd naar een loods in [plaats] . Aldaar heeft de verdachte de trekker en de container rond 12:10 uur de loods ingereden, waarna de rolluiken van de loods zijn gesloten. Om 12:16 uur heeft hij met zijn trekker de loods weer verlaten. De container is in de loods achtergebleven. Om 12:40 uur heeft de politie de loods betreden. In de loods zijn de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aangehouden. De zegels van de container waren verbroken en lagen op een vorkheftruck naast de container. In de loods werden verder onder meer drie losse pallets met bananen aangetroffen. Ook stonden er twee bestelwagens en één personenauto, kennelijk bestemd voor het verdere vervoer van de cocaïne. De verdachte is op een parkeerterrein nabij de loods aangehouden.
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het transport van de container, waarin de cocaïne is aangetroffen, staat vast dat de verdachte een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
- Rol van de verdachte bij de (verlengde) invoer en de voorbereiding
De vraag die dan voorligt, is of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de lading en dus ook het opzet heeft gehad deze cocaïne in te voeren in Nederland. Voor de beoordeling van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Het hof stelt voorop dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen het risico lopen dat hun waardevolle zending – het gaat in dit geval om een partij met een straatwaarde van ruim 35 miljoen euro – in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn.
De verdachte, een beroepschauffeur, heeft verklaard dat hij door [betrokkene 1] is gevraagd om de container bij [locatie] op te halen. [betrokkene 1] heeft in de nacht van 11 op 12 augustus 2019 herhaaldelijk contact gehad met de verdachte en heeft hem in de vroege ochtend van 12 augustus 2019, omstreeks 5:20 uur, het containernummer en de pincode van de container doorgegeven. Het kan niet anders dan dat [betrokkene 1] deze pincode onrechtmatig heeft verkregen. [C] heeft deze pincode namelijk niet aan [betrokkene 1] verstrekt. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat een officiële opdracht voor het transport van de container ontbrak.
De verdachte heeft om 6:20 uur een eerste poging ondernomen om de container bij [locatie] op te halen. De container was op dat moment evenwel nog niet vrijgegeven. De verdachte heeft hierop contact opgenomen met [betrokkene 1] en heeft het op diens instructie later nog een keer geprobeerd. Om 10:40 uur heeft hij uiteindelijk de container met een trekker met oplegger van [locatie] opgehaald en getransporteerd naar [plaats] . De verdachte kreeg pas onderweg haar [plaats] het exacte adres door waar de container afgeleverd moest worden. Toen de verdachte de container ophaalde bij ECT [locatie] , was [betrokkene 1] in de nabije omgeving van deze Terminal en is hij met zijn auto vanaf [locatie] achter de container aangereden. Omstreeks 12:05 uur is de verdachte gearriveerd bij de loods. Hij reed na aanwijzingen van [medeverdachte 4] nog een rondje en is vervolgens om 12:10 uur de loods ingereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben de roldeur van de loods voor de verdachte geopend. Ook heeft [medeverdachte 1] aan de verdachte verteld dat hij de vrachtwagen los moest koppelen en anderhalf uur later terug moest komen. Hierop heeft de verdachte de container, zonder het zegel te verbreken, achtergelaten in de loods en is om 12:16 uur vertrokken. [medeverdachte 1] zou de verdachte bij terugkomst vertellen waar de lege container heen moest.
- vrachtbrief
In de cabine van de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd is een vrachtbrief aangetroffen. Deze vrachtbrief is door de verdachte zelf ingevuld en ondertekend. De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van afhalen van de container niet wist waar de container heen moest worden getransporteerd en een fictief adres heeft ingevuld. De verdachte heeft, op het terrein van [locatie] tevergeefs geprobeerd [betrokkene 1] te bereiken teneinde het adres te achterhalen. Pas op het laatste moment heeft de verdachte het adres doorgekregen. Op de telefoon van de verdachte is het door [betrokkene 1] verstuurde bericht: [a-straat 1] , [plaats] , [a-straat 1] aangetroffen. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat deze gang van zaken niet gebruikelijk is. Het afleveradres is normaal gesproken op voorhand bekend. De verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de rit naar [plaats] werd gevolgd door een voertuig en dat hij daar bang van werd.
Tevens heeft de verdachte op de vrachtbrief ingevuld dat het bij de lading van de container om 24 pallets met bananen ging, hetgeen nagenoeg correspondeert met het daadwerkelijk aangetroffen aantal pallets. Zeer opmerkelijk in dit verband is verdachtes verklaring ter terechtzitting dat niemand hem gezegd had dat er inderdaad bananen in de container zaten. Hij zou dit hebben afgeleid uit het feit dat het om een reefer container ging. Die verklaring acht het hof echter niet aannemelijk, gelet op het feit dat in de Rotterdamse haven voor een veelheid van producten van geklimatiseerd transport gebruik wordt gemaakt.
- Situatie in de loods
In de loods zijn daarnaast drie pallets met bananen aangetroffen. Tevens bevonden zich in de loods een vorkheftruck en drie voertuigen. Uit onderzoek is gebleken dat twee van deze voertuigen waren voorzien van een verborgen ruimte.
Conclusie
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van de verdachte bestond uit het ophalen van de container op het [locatie] -terrein en het vervoeren van deze container naar de loods in [plaats] , waar de cocaïne uit de container zou worden gehaald. Uit de combinatie van
• de wijze waarop de verdachte de opdracht heeft verkregen,
• het gebruik maken van een door verdachte zelf – en dus niet door de opdrachtgever – ingevulde vrachtbrief,
• waarop hij bewust valse gegevens heeft vermeld,
• zijn ongemotiveerde wetenschap van de inhoud van de container,
• het niet kunnen bereiken van [betrokkene 1] terwijl de verdachte op het terrein van [locatie] was,
• het op het laatste moment verkrijgen van een afleveradres,
• het achtervolgd worden door een voertuig,
• het vervolgens moeten achterlaten van de container in een loods die geenszins lijkt op een bananenopslagplaats,
• om de container daarna 1,5 uur later weer te moeten ophalen en ergens anders heen te brengen,
leidt het hof af dat geen sprake was van een gangbaar transport en dat dit de verdachte duidelijk was, hetgeen hij ook zelf heeft verklaard. De verdachte heeft moeten vermoeden dat het om illegale activiteiten ging die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen. Ook weegt het hof mee dat de verdachte in de loods is geweest en daar van de aanwezigen de opdracht kreeg om de container los te koppelen, wat de verdachte naar eigen zeggen zelf ook vreemd vond. Voorts overweegt het hof dat de verdachte wisselend heeft verklaard over of en wat er afgesproken was over hoe de opdracht vergoed zou worden. Door niettemin de opdracht aan te nemen en de container te transporteren heeft de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, gehad op de verlengde invoer van de verdovende middelen.
De vraag die voorts voorligt, is of de bijdrage van de verdachte aan de invoer van de cocaïne (en de voorbereidingshandelingen daartoe), van voldoende gewicht is geweest om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachten. Het hof overweegt in dit kader het volgende.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van het hof van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte is via [betrokkene 1] in het bezit gekomen van de benodigde pincode om de container onrechtmatig af te kunnen halen. Rond het tijdstip dat de verdachte de container ging ophalen, waren medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] al in de loods om ruimte te maken. De medeverdachten verwachtten de container die dag. Vervolgens heeft de verdachte de container vervoerd naar de loods in [plaats] , alwaar medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] aanwezig waren om de container in ontvangst te nemen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, tonen een logistiek proces waarin het handelen van de één nauw aansloot op dat van de ander. Verdachtes materiële bijdrage is van essentiële betekenis geweest. Zonder het transport van de haven naar de loods, zou een verder vervoer van de cocaïne (in gedeelten) immers niet mogelijk zijn geweest. Het feit dat de verdachte na het lossen van de container werd weggestuurd, met de opdracht om pas na enige tijd weer terug te keren om dan de container weer op te halen, en vooral het feit dat de verdachte ook daadwerkelijk van plan was om aan deze opdracht te voldoen, duidt eens te meer op zijn nauwe samenwerking met de medeverdachten in de loods. Naar het oordeel van het hof is er dan ook sprake van medeplegen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd en daartoe voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De verweren van de raadsman worden derhalve verworpen.
De raadsman van de verdachte heeft – kort en zakelijk weergegeven – bepleit dat de verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, aangezien de verdachte slechts een opdracht uitvoerde voor [betrokkene 1] en geen wetenschap droeg van het feit dat [betrokkene 1] de pincode van de container onrechtmatig had verkregen. De verdachte kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de diefstal van deze container.
Het hof overweegt, deels met de rechtbank, als volgt.
Namens [C] is aangifte van diefstal van de container gedaan. Aangever verklaarde dat de container niet kon worden afgehaald, omdat een ander de container reeds had opgehaald. Dit gebeurde zonder toestemming of medeweten van de eigenaar van de container.
Vast staat dat de verdachte de container – in opdracht van [betrokkene 1] , en zonder toestemming en buiten medeweten van [C] – van het terrein van [locatie] aan de [b-straat] in [plaats] heeft afgehaald en vervoerd naar een loods in [plaats] , op een hem aanvankelijk onbekend adres. De pincode van de container was door [betrokkene 1] aan hem verstrekt.
Het hof constateert dat de verdachte voor het ophalen van de container gebruik heeft gemaakt van een pincode waartoe hij niet gerechtigd was. De verdachte heeft zonder toestemming de container opgehaald. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte er niet van op de hoogte was dat de pincode vals was. Het hof gaat hier niet in mee. De verdachte heeft zich bij de containerterminal vervoegd om een container waarin cocaïne was verstopt op te halen. Het kan niet anders dan dat hij wist dat de pincode die daarvoor benodigd was op wederrechtelijke wijze in handen van de organisatie was gekomen.
Het hof is van oordeel dat gelet op het vorenstaande in onderling verband gezien, het oogmerk van de verdachte gericht was op de wederrechtelijke toe-eigening van de container.”