ECLI:NL:HR:2025:569

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
23/00561
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof Amsterdam inzake diefstal uit chiropractor praktijk met DNA-bewijsmateriaal

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 8 februari 2023 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1992, was betrokken bij de diefstal van een geldkistje met daarin € 240 uit een chiropractor praktijk. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de focus lag op de betrouwbaarheid van het DNA-spoor dat was aangetroffen op een sigarettenpeuk. De verdediging stelde dat het DNA-spoor niet als daderspoor kon worden aangemerkt, en voerde aan dat de wijze waarop de sigarettenpeuk was veiliggesteld, de betrouwbaarheid van het bewijs in twijfel trok. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof en dat er geen noodzaak was om verder te motiveren. Tevens werd ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, maar de Hoge Raad besloot hier geen rechtsgevolgen aan te verbinden. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00561
Datum15 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 februari 2023, nummer 23-002124-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Ketting bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. Daarna heeft J. Kuijper zich in de plaats van M. Ketting als advocaat gesteld. Vervolgens hebben J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld namens de verdachte bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot strafvermindering volgens de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de voorgestelde cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2025.