Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
3 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 september 2024 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1965, was in hoger beroep veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, wat leidde tot de oplegging van TBS met dwangverpleging. De verdediging heeft in cassatie een middel ingediend, waarin werd betoogd dat het hof had moeten reageren op een voorwaardelijk verzoek van de verdediging met betrekking tot de noodzaak van de TBS-maatregel, specifiek in verband met het onderzoek naar gegevensdragers van de aangever. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.