Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2022. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van medeplegen van (poging tot) oplichting van woningcorporaties door het verstrekken van valse documenten, alsook van medeplegen van valsheid in geschrift en bedreiging. De advocaat van de verdachte, S.W.M. Stevens, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de straf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 54 maanden naar 52 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.