ECLI:NL:HR:2025:637

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
23/03356
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging tot doodslag en dragen van machete na ruzie op feest

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot doodslag, maar het hof had hem wel veroordeeld voor het dragen van een machete. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor het deel dat betrekking heeft op het dragen van de machete, omdat hiertegen geen cassatieberoep openstaat volgens artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering. Wat betreft de poging tot doodslag heeft de Hoge Raad het cassatiemiddel verworpen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep voor feit 2 en tot verwerping voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op begrijpelijke wijze tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag was gekomen, waarbij het hof de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in samenhang had beoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat het hof voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen bruikbaar waren en dat er geen aanwijzingen waren dat iemand anders dan de verdachte had gestoken. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de zorgvuldigheid van het hof in de beoordeling van het bewijs en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03356
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2023, nummer 23-001878-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie ten aanzien van feit 2 en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De uitspraak van het hof heeft wat betreft feit 2 betrekking op een overtreding (artikel 27 lid 1 in samenhang met artikel 54 en 56 van de Wet wapens en munitie). Het hof heeft voor dat feit een geldboete van € 225, subsidiair 4 dagen hechtenis opgelegd. Op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof ten aanzien van feit 2 geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad wat betreft dat feit het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van de onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.