ECLI:NL:HR:2025:683
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van cryptovaluta als vermogensbestanddelen in box 3 van de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de kwalificatie van cryptovaluta als vermogensbestanddelen die tot de rendementsgrondslag voor box 3 behoren. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 5 november 2024, waarin het Hof had geoordeeld dat de cryptovaluta van de belanghebbende terecht door de Inspecteur waren aangemerkt als vermogensbestanddelen. De belanghebbende betoogde dat cryptovaluta niet als vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW kunnen worden aangemerkt, en dat er een verplichting van een ander aan de belastingplichtige moet zijn voor een vermogensrecht. Het Hof verwierp dit betoog en oordeelde dat cryptovaluta een economische waarde vertegenwoordigen en overdraagbaar zijn, waardoor ze onder de bezittingen van artikel 5.3, lid 2, Wet IB 2001 vallen. De Hoge Raad heeft de oordelen van het Hof bevestigd en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.