Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
13 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1975, die werd beschuldigd van verduistering en bedreiging. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de tenlastegelegde feiten wegens verjaring. De Hoge Raad oordeelde dat de verjaringstermijn voor zowel de verduistering als de bedreiging was verstreken, waardoor het recht tot strafvervolging was vervallen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof en de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de strafoplegging voor een ander feit, namelijk poging tot oplichting. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van verjaring in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van strafbare feiten.