ECLI:NL:HR:2025:734

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
23/01511
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de hoogte van de gevangenisstraf in een drugszakencomplex met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2023. De verdachte, geboren in 1983, was betrokken bij een omvangrijke drugshandel, waaronder het afleveren, bewerken en vervoeren van heroïne, en werd geconfronteerd met meerdere beschuldigingen op basis van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. De advocaat D.J.M. Dammers heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend, terwijl de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel met betrekking tot de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar deze niet gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar heeft geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01511
Datum13 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2023, nummer 23-002230-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat D.J.M. Dammers bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de hoogte van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 mei 2025.