2.2.2In het door het hof in zoverre bevestigde vonnis van de rechtbank is bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 gebruik gemaakt van een “kasopstelling” en over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 mei 2015 van een transactieberekening. Deze schatting steunt onder meer op de volgende overwegingen over de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
“Kasopstelling 2012-2014
Op basis van de ontnemingsrapportage en de daarop volgende herberekening stelt de rechtbank de volgende kasopstelling vast:
Gezamenlijke uitgaven [betrokkene] en [medeverdachte 1] € 30.400,-
Overige posten [betrokkene] € 20.255,-
Post België € 3.216,-
Verhoging toerekening 7-TBP-42 € 4.875,-
Totaal: € 58.746,-
(...)
Wat betreft de kasopstelling komt de rechtbank tot het oordeel dat veroordeelde een groot contant geldbedrag heeft uitgegeven. Voor de herkomst van dat bedrag is door of namens veroordeelde geen aannemelijke verklaring gegeven. Dit bedrag kan worden aangemerkt als voordeel dat veroordeelde heeft genoten, door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld en andere feiten waaromtrent aannemelijk is dat ze door veroordeelde zijn begaan. Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat dit geldbedrag ook daadwerkelijk is uitgegeven, is de rechtbank van oordeel dat dit geldbedrag veroordeelde ook daadwerkelijk voordeel heeft opgeleverd.
Transactieberekening
Over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 mei 2015 is in de ontnemingsrapportage gebruik gemaakt van het transactiemodel. Op basis van meerdere vertrouwelijk opgenomen gesprekken is in de ontnemingsrapportage een gemiddelde verkoopprijs van heroïne bepaald van € 15.038,-, een gemiddelde inkoopprijs van € 12.636,- en een winstmarge van € 2.402,-. In de ontnemingsrapportage wordt uitgegaan van de verkoop van 545,25 kg heroïne. Uitgaande van de gemiddelde winstmarge van € 2.402,- per kilogram levert dat een bedrag op ter hoogte van € 1.309.690,-. Hierop is een bedrag van in totaal € 3.600,- aan huurkosten van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] in mindering gebracht. De totale winst bedraagt dus € 1.306.090,-, aldus de officier van justitie.
Met als argument dat veroordeelde als de leider van de criminele organisatie heeft te gelden, heeft de officier van justitie betoogd dat het redelijk is om aan hem een derde gedeelte van de winst toe te rekenen. De officier van justitie komt derhalve tot de conclusie dat veroordeelde in 2015 € 436.563,- heeft ontvangen uit de verkoop van 545,25 kg heroïne.
De rechtbank overweegt het volgende.
Veroordeelde is – ook – veroordeeld voor betrokkenheid bij de overdracht van een partij heroïne van 165 kg op of omstreeks 7 april 2015. In het strafdossier bevindt zich de weergave van afgeluisterde en opgenomen gesprekken tussen veroordeelde en zijn [medeverdachte 2] , die hebben plaatsgevonden tussen 31 maart 2015 en 27 april 2015. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat met name op basis van de opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) voldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde in die periode de beschikking heeft gehad over zeker 500 kg heroïne, in de gesprekken aangeduid als “ [codewoord] ” en/of “ [codewoord] ”, over 60 kg heroïne aangeduid als “ [codewoord] ” en over 31,25 kg heroïne aangeduid als “ [codewoord] ”.
(...)
Tijdens de actiedag op 12 mei 2015 werd tijdens aanhoudingen en doorzoekingen in totaal (en afgerond) 46 kg heroïne aangetroffen en in beslag genomen.
Op grond van het bovenstaande wordt in de ontnemingsrapportage uitgegaan van de volgende berekening wat betreft de hoeveelheid verkochte heroïne:
OVC nummer [nummer] dd 31-03-2015 500,00 kg
OVC nummer [nummer] dd 11-04-2015 (60 x 1 kg) 60,00 kg
OVC nummer [nummer] dd 18-04-2015 (62,5 x 500 gram)
De rechtbank begrijpt: OVC nummer [nummer] dd 27-04-2015 31,25 kg
Totaal [nummer] ,25 kg
Op 12-05-2015 inbeslaggenomen 46,00 kg
Resteert, waarvan aannemelijk is dat deze verkocht is 545,25 kg
Gelet op het voorgaande is de rechtbank anders de raadsman van oordeel dat uit het dossier en het vonnis, in het bijzonder op basis van voornoemde OVC-gesprekken, aannemelijk is geworden dat veroordeelde uit de onder 1 en 5 bewezen verklaarde feiten en andere feiten (waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan) in 2015 wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de verkoop van 545,25 kg heroïne. Hetgeen door de raadsman ter terechtzitting is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de inhoud van de OVC-gesprekken (en de aannemelijkheid daarvan) gemotiveerd te weerleggen.
Verkooprijs, inkoopprijs en winstmarge
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat zich in het dossier geen boekhouding bevindt van de in- en verkoop van verdovende middelen. De rechtbank is voorts van oordeel dat de op pagina 16 van de ontnemingsrapportage vermelde (berekening van de) verkoopprijzen, inkoopprijzen en winstmarge goed zijn onderbouwd en derhalve aannemelijk zijn. Hetgeen in dit verband door de raadsman is aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding correcties op deze berekeningen aan te brengen. De raadsman heeft immers geen concrete en verifieerbare onderbouwing aangedragen, waaruit de rechtbank zou kunnen afleiden dat de genoemde prijzen lager of hoger (inkoopprijs) zouden moeten worden geschat dan de genoemde bedragen in de ontnemingsrapportage. Evenmin heeft de raadsman concreet en onderbouwd aangegeven met welke andere kostenposten rekening zou moeten worden gehouden. De rechtbank zal bij het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve uitgaan van de in de ontnemingsrapportage genoemde prijzen.
(...)
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het volgende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel aannemelijk, zodat dit bedrag voor ontneming vatbaar is:
Kasopstelling 2012-2014 : € 58.746,-
Transactieberekening 2015
- 545,25 kg x € 2.402,- : € 1.309.690
- Huurkosten [a-straat ] : € 3.600 -/-
: € 1.306.090
- € 1.306.090/3 : € 435.363,-
Totaal : € 494.109,-.”
2.2.3Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2023 heeft de raadsman van de betrokkene daar het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van zijn pleitnotities die zijn overgelegd en in het dossier zijn gevoegd. Deze pleitnotities houden onder meer in:
“37. Behalve de hoeveelheid gehanteerde kilo's is er natuurlijk de geschatte winstmarge en de geschatte verdeelsleutel. Wat de eerste betreft zitten er in het dossier inderdaad vele gesprekken waarin vele bedragen en getallen worden genoemd. Om op grond daarvan tot een gemiddelde winstmarge per kilo te komen is wat de verdediging betreft nogal arbitrair. Daarnaast zou ik het als een feit van algemene bekendheid willen aanmerken dat ook voor de verdovende middelenhandel geldt dat het sterk wisselt in hoeverre een project of transport succesvol is en de daarmee te behalen winsten evenzeer wisselend zijn.
38. Zo blijkt uit het overzicht dat op pagina 12 en verder van het ontnemingsrapport dat in map 1 van het dossier is opgenomen al dat zowel inkoopprijzen als verkoopprijzen sterk variëren. Het maakt uiteraard verschil waar je inkoopt en waar je verkoopt, waarbij het verschil tussen Nederland en Duitsland afgaande op de interpretatie van deze gesprekken opmerkelijk mag worden genoemd. Belangrijker is echter dat de gemiddelde marge zoals die volgens het ontnemingsrapport uit deze gesprekken kan worden afgeleid naar het oordeel van de verdediging een onjuiste interpretatie van die gesprekken oplevert.
39. Niet alleen lijkt die marge uitsluitend te worden gebaseerd op het verschil tussen genoemde inkoopprijzen en verkoopprijzen, waardoor alle kosten die na inkoop en voor verkoop moeten worden gemaakt (verpakking, transport, chauffeur, eventuele douanefunctionarissen die betaald moeten worden, kosten vervoermiddelen, kosten opslaglocaties, kosten versnijding, et cetera) buiten beschouwing worden gelaten. Bovendien zijn er diverse aanwijzingen in het dossier dat er regelmatig genoegen wordt genomen met een aanzienlijk minder grote marge dan waar de vordering uiteindelijk van uitgaat. Zo zegt [medeverdachte 3] in een gesprek van 7 april 2015 (nummer 280) dat hij het voor 12 binnenkrijgt en het voor 13 wil geven en dat een marge van 1000 lira genoeg is. [betrokkene] zegt in een gesprek van 18 april 2015 zelfs dat hij op [codewoord] helemaal geen winst maakt, hetgeen kennelijk een verslechtering is ten opzichte van vier dagen geleden want dan zegt hij nog dat hij 250 winst maakt op [codewoord] . Dat zijn uiteraard bedragen die aanzienlijk lager liggen dan de € 2400 per kilo waar het Openbaar Ministerie mee rekent.
40. Voor alle duidelijkheid: voor de handel in verdovende middelen geldt net als voor vrijwel alle andere handel dat men zich daar niet mee bezighoudt om er geld op toe te leggen en er zal heus sprake zijn van inkomsten die met die handel worden gegenereerd, vaak zelfs omvangrijke inkomsten. Anderzijds staat het strafdossier bol van de gesprekken waarin wordt aangegeven dat er helemaal geen geld is, dat ze nog maar een paar honderd euro hebben om de maand door te komen, dat ze onvoldoende geld hebben om kerst of nieuwjaar te vieren, [medeverdachte 2] cetera. Dat sprake is geweest van uitermate winstgevende transporten zoals we dat in de handel in cocaïne nog wel eens tegengekomen volgt in ieder geval niet, hetgeen correspondeert met wat ik eveneens als een feit van algemene bekendheid zou willen aanmerken namelijk dat de handel in heroïne aanzienlijk minder lucratief is dan die in cocaïne. Het is niet voor niets dat verdachten die zich in het verleden met heroïne bezighielden nog wel eens pogingen willen wagen hun werkterrein uit te breiden naar cocaïne, iets dat volgens het Openbaar Ministerie ook in deze zaak het geval is geweest.”
2.4.1De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 is om de volgende redenen niet toereikend gemotiveerd.
Het hof heeft deze schatting gebaseerd op een als “kasopstelling” aangeduide opsomming van contante uitgaven in deze periode, die zijn overgenomen uit een herberekening die is gevolgd op de ontnemingsrapportage. Bij de berekeningsmethode die vaak wordt aangeduid als een eenvoudige kasopstelling, wordt een berekeningssysteem gebruikt waarin de contante uitgaven en ontvangsten over een bepaalde periode worden becijferd en waarbij het negatieve verschil tussen contante uitgaven en ontvangsten, dat slechts veroorzaakt kan zijn door een onverklaarde bron van ontvangsten, wordt aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. De enkele optelling door het hof van contante uitgaven, zonder dat het hof vaststellingen heeft gedaan over eventueel al aanwezige contanten aan het begin van de onderzochte periode en eventuele legale bronnen van inkomsten tijdens die periode, volstaat niet voor het oordeel dat het bedrag van de contante uitgaven kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Daarnaast is van belang dat het hof onvoldoende nauwkeurig heeft vermeld op welke aan de ontnemingsrapportage ontleende feiten en omstandigheden, de in de schatting betrokken bedragen aan contante uitgaven zijn gebaseerd. Ook heeft het hof niet vastgesteld door middel van of uit de baten van welke feiten – bewezenverklaarde feiten of andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, als bedoeld in artikel 36e lid 2 Sr – de betrokkene het geschatte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
2.4.2Ook de – op een transactieberekening gebaseerde – schatting door het hof van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 mei 2015, is niet toereikend gemotiveerd. Het hof heeft geoordeeld dat de op pagina 16 van de ontnemingsrapportage vermelde (berekeningen van de) verkoopprijzen, inkoopprijzen en winstmarge goed zijn onderbouwd en daarom aannemelijk zijn, en is uitgegaan van een gemiddelde winstmarge van € 2.402 per kilo verkochte heroïne. De verdediging heeft de hoogte van dit bedrag voldoende gemotiveerd betwist, zoals weergegeven onder 2.2.3, en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat uit OVC-gesprekken, zoals weergegeven in het financiële rapport, volgt dat bij meerdere transacties genoegen werd genomen met een aanzienlijk lagere winstmarge. Het hof heeft het verweer verworpen en heeft daartoe slechts overwogen dat wat de verdediging heeft aangevoerd bij gebrek aan een concrete en verifieerbare onderbouwing geen aanleiding geeft correcties op de berekeningen aan te brengen. Het hof heeft in dat verband kennelijk geoordeeld dat de door de verdediging bedoelde transacties niet afdoen aan de in de ontnemingsrapportage berekende gemiddelde winstmarge van € 2.402 per kilo heroïne. Daarbij heeft het hof, gelet op wat onder 2.3.4 is vooropgesteld, onvoldoende nauwkeurig benoemd of weergegeven op welke aan de ontnemingsrapportage of andere wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden de verwerping van dit verweer berust.