ECLI:NL:HR:2025:746

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
23/04862
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verkrachting en bewijsklachten in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een 20-jarige verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een 21-jarige medestudente in haar slaapkamer. De verdachte heeft in cassatie verschillende bewijsklachten ingediend. Ten eerste werd er een beroep gedaan op het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342.2 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de vraag werd gesteld of het hof terecht oordeelde dat de verklaring van de aangeefster werd ondersteund door die van een getuige. Daarnaast werd er een verweer gevoerd met betrekking tot een alternatief scenario en een bewijsklacht over voorwaardelijk opzet. De Hoge Raad moest beoordelen of de verdachte bewust de kans had aanvaard dat hij tegen de wil van de aangeefster seksueel bij haar zou binnendringen. Ook werd er een klacht ingediend over de feitelijkheid van de zaak, waarbij de vraag was of het hof kon oordelen dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot handelingen die bestonden uit seksueel binnendringen. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04862
Datum20 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 december 2023, nummer 21-001019-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat W.H. Jebbink bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 mei 2025.