Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
16 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlenging van de alimentatietermijn bij partneralimentatie. De man en de vrouw, die in 1970 zijn gehuwd en in 2016 gescheiden, zijn verwikkeld in een juridisch geschil over de hoogte en duur van de partneralimentatie. De vrouw had verzocht om een bijdrage van € 10.000 per maand voor een periode van tien jaar, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen en de man was veroordeeld tot een lagere alimentatie van € 8.857 per maand. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe alimentatie vastgesteld van € 7.157 per maand, met een verhoging naar € 7.400 per maand vanaf 1 januari 2023. De vrouw had ook verzocht om de alimentatietermijn op voorhand te verlengen, maar het hof verwierp dit verzoek, stellende dat er geen wettelijke basis voor was om dit te doen voordat de alimentatietermijn was verstreken. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de klachten van de man en de vrouw niet tot cassatie konden leiden, en dat een verzoek tot verlenging van de alimentatietermijn pas kan worden ingediend bij het verstrijken van de termijn, niet eerder. De Hoge Raad heeft het principale en incidentele cassatieberoep verworpen.