ECLI:NL:HR:2025:762

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
24/00335
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gewijzigde huwelijkse voorwaarden op grond van misbruik van omstandigheden in het huwelijksvermogensrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vernietiging van gewijzigde huwelijkse voorwaarden. De man en de vrouw, die in 1970 zijn gehuwd, hebben in 2014 hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd. De vrouw heeft in het verleden haar eigendom van de echtelijke woning en een stuk tuingrond aan de man overgedragen, waarbij zij afstand deed van een deel van de koopprijs. De vrouw heeft in de procedure aangevoerd dat zij door misbruik van omstandigheden is bewogen tot de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft het verzoek tot vernietiging afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van misbruik van omstandigheden en de gewijzigde huwelijkse voorwaarden vernietigd. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd en geoordeeld dat de vrouw door haar afhankelijkheid en onervarenheid is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bekrachtigd en het beroep van de man verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00335
Datum16 mei 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: M.S. van der Keur.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak C/01/354545 / FA RK 20-90 van de rechtbank Oost-Brabant van 5 november 2021 en 13 juli 2022;
b. de beschikkingen in de zaken 200.317.874/01 en 200.317.561/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2023 en 2 november 2023.
De man heeft tegen de beschikking van het hof van 5 oktober 2023 beroep in cassatie ingesteld.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F. Ibili strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De man en de vrouw zijn in 1970 gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden (hierna: de eerste huwelijkse voorwaarden). In de eerste huwelijkse voorwaarden zijn zij overeengekomen dat tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen zal bestaan. Daarnaast zijn zij een periodiek verrekenbeding overeengekomen.
(ii) De vrouw was eigenaar van de echtelijke woning. Samen met de man was zij, ieder voor een gelijk deel, eigenaar van het naast de echtelijke woning gelegen stuk tuingrond (hierna: het stuk tuingrond).
(iii) De vrouw heeft bij mondelinge overeenkomst de echtelijke woning en haar aandeel in het stuk tuingrond aan de man verkocht. Door inschrijving van een notariële akte van 24 december 2013 zijn de echtelijke woning en het aandeel van de vrouw in het stuk tuingrond aan de man geleverd. In deze notariële akte staat dat de tegenprestatie hiervoor € 374.612,50 bedraagt. De akte vermeldt verder dat betaling van dit bedrag is voldaan door storting van € 274.612,50 op de kwaliteitsrekening van de notaris en dat voor wat betreft het resterende bedrag van € 100.000,-- de vrouw afstand doet van haar recht op betaling daarvan. Daartegenover erkent de man schuldig aan de vrouw een bedrag van € 100.000,--. De vrouw verleent de man kwijting voor de voldoening/verrekening van de tegenprestatie als bedoeld in de akte.
(iv) In een document van 24 december 2013 genaamd ‘KWIJTSCHELDING’ verklaren
partijen onder meer dat de vrouw ten bate van de man uit vrijgevigheid afstand doet van haar rechten uit haar vordering op de man van € 100.000,--.
(v) Partijen hebben bij notariële akte van 15 april 2014 de eerste huwelijkse voorwaarden
gewijzigd (hierna: de gewijzigde huwelijkse voorwaarden). In deze akte zijn partijen het volgende overeengekomen:
“1. Partijen hebben overleg gepleegd omtrent de inhoud van hun huwelijkse voorwaarden.
2. Zij wensen dat hun huwelijksvermogensregime van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen onverkort zal blijven bestaan.
3. Zij ervaren het in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden opgenomen periodieke verrekenbeding als met name administratief zeer belastend en wensen dat dit artikel voor de toekomst zal komen te vervallen, temeer daar zij wensen dat door het niet naleven van dit verrekenbeding hun sub 2 geuite wens wellicht feitelijk in gevaar zou komen in geval van een onverhoopte echtscheiding tussen partijen.
Zij verklaren alvorens echter over te gaan tot wijziging van hun huwelijksvoorwaarden in voege als juist beschreven en hierna nader uitgewerkt vast te stellen en overeen te komen, zulks bij wijze van vaststellingsovereenkomst, dat zij, voor wat hun onderlinge verhouding betreft, het hiervoor gemelde periodieke verrekeningsbeding beschouwen als zijnde tot en met heden door hen te volle en naar beider volkomen genoegen te zijn nagekomen en nageleefd.
(…)
5. Zij hebben terzake niets meer van elkaar te vorderen en verlenen elkaar ten deze over en weer volledige kwijting en décharge.
(...)
7. In verband met de hiervoor beschreven wensen en oogmerken van partijen, gaan zij thans over tot […] wijziging van hun huwelijkse voorwaarden in dier voege dat zij het gemelde artikel 6 aangaande de periodieke verrekening met ingang van de dag na heden schrappen, zodat met ingang van de dag na heden dit periodiek verrekenbeding geen deel meer uit zal maken van hun huwelijkse voorwaarden.
(…)”
2.2
In deze procedure heeft de man verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken. De vrouw heeft onder meer verzocht de gewijzigde huwelijkse voorwaarden te vernietigen en de huwelijksgemeenschap af te wikkelen overeenkomstig de eerste huwelijkse voorwaarden. Zij heeft daartoe onder meer een beroep gedaan op misbruik van omstandigheden bij de totstandkoming van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden.
2.3
De rechtbank heeft het verzoek tot vernietiging van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden afgewezen.
2.4
Het hof [1] heeft bij tussenbeschikking geoordeeld dat het beroep van de vrouw op misbruik van omstandigheden slaagt en dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden worden vernietigd. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen:
“5.8.1. (…)
Ingevolge art. 3:44 lid 4 BW is misbruik van omstandigheden aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals de – niet limitatief – in de wet genoemde noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. De omstandigheden zijn bijzonder omdat degene die erin verkeert onvrij is en zich als gevolg daarvan in een zwakke positie bevindt waarvan misbruik wordt gemaakt. De Hoge Raad overweegt in zijn uitspraak van 23 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:963) als volgt:
“Misbruik van omstandigheden in de zin van art. 3:44 lid 4 BW is aanwezig als iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.Bij de beoordeling of dat zich voordoet, komt het aan op alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van die rechtshandeling, in onderling verband en samenhang bezien(onderstreping hof).”
5.8.2.
Het hof zal bij de beoordeling van de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden aan de zijde van de man, rekening houden met alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. Het hof, is op grond van die omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is van misbruik van omstandigheden en acht daartoe met name de volgende punten van belang:
1. Allereerst staat vast dat de eerste huwelijkse voorwaarden een uitsluiting van iedere gemeenschap inhielden met een periodiek verrekenbeding. Het privévermogen van de vrouw bestond uit de echtelijke woning en een aandeel in het stuk tuingrond.
2. De echtelijke woning (en het aandeel van de vrouw in het stuk tuingrond) heeft zij op 24 december 2013 aan de man overgedragen. Volgens de vrouw had de man gezegd dat de verkoop en levering van de echtelijke woning aan hem nodig was ‘om de belastingdienst te slim af te zijn’. Dit is door de man betwist. Volgens de man heeft de vrouw de echtelijke woning aan hem verkocht omdat zij niet graag in een boerderij woonde. De vrouw heeft deze stelling vervolgens ook betwist; zij wilde juist in de boerderij blijven wonen omdat de zoon van partijen met zijn gezin in de woning naast de boerderij woonde. Het hof stelt vast dat de vrouw, in weerwil van de stelling van de man en overeenkomstig haar stellingen, ook na de overdracht van de woning aan de man, in de echtelijke woning is blijven wonen tot haar vertrek uit deze woning in 2016. Verder heeft de man zijn stelling dat aan de verkoop van de echtelijke woning aan hem, fiscale redenen ten grondslag lagen niet onderbouwd en het is het hof ook overigens onduidelijk om welke fiscale redenen het zou kunnen gaan.
3. Voorts heeft de vrouw, direct bij de overdracht van de woning (en haar aandeel in het stuk tuingrond), uit vrijgevigheid, voor een bedrag van € 100.000,-- afstand gedaan van haar recht op betaling van de verkoopprijs van de woning van € 374.472,03 ten gunste van de man. Desgevraagd heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij niet wist dat zij op 24 december 2013 afstand had gedaan van haar recht op betaling van € 100.000,--. Ter grootte van dit bedrag heeft de vrouw dus geen voordeel genoten van de overdracht van de woning aan de man. Een verklaring van partijen waarom de vrouw uit vrijgevigheid bij de overdracht van de woning € 100.000,-- aan de man heeft kwijtgescholden ontbreekt.
4. Niet is betwist dat de man de koopsom voor een bedrag van € 274.472,03 (€ 374.472,03 minus € 100.000,--) heeft overgemaakt naar de rekening-courant bij de bank op naam van de vrouw (…). Met de verkoopopbrengst is het debetsaldo van € 87.002,74 op die rekening aangezuiverd. Op deze rekening-courant van de vrouw komt het hof hierna terug onder punt 7 en volgende.
5. Vervolgens zijn op 15 april 2014 de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Uit de gedingstukken blijkt dat de notaris op 11 februari 2014 bij brief aan partijen (
“ter beoordeling en ter bespreking met uw accountant”) een ontwerp van akte wijziging huwelijkse voorwaarden zond. Op 9 april 2014 heeft de notaris een e-mail naar het e-mailadres van de man verzonden waarin hij verwijst naar nieuwe concepten (
“naar aanleiding van het laatste gesprekmet mijnheer(onderstreping hof) is het concept van de akte van huwelijkse voorwaarden op ondergeschikte punten aangepast.Graag verneem ik zo spoedig mogelijk van u of u wenst dat ik de concepten nog ter beoordeling voorleg aan aan uw adviseur de heer Huberts(onderstreping hof)”). Hieruit leidt het hof af dat de bespreking die aanleiding was voor de gewijzigde concepten buiten aanwezigheid van de vrouw heeft plaatsgevonden, zoals de vrouw ook heeft aangevoerd. Dat nadien nog een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de vrouw, de man en de notaris alvorens de akte gewijzigde huwelijkse voorwaarden is gepasseerd (op 11 april 2014 verzond de notaris de brief met bevestiging van de passeerdatum van 15 april 2014, andere stukken afkomstig van de notaris bevat het dossier niet), kan niet worden vastgesteld.
6. Het hof stelt vast dat door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden iedere aanspraak (in de vorm van verrekening) die de vrouw kon maken op het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen (waaronder dus ook de waarde van de echtelijke woning waarvan de vrouw haar eigendom aan de man had overgedragen op 24 december 2013 en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopsom, € 100.000,--) is komen te vervallen.
Door de overdracht van de echtelijke woning aan de man en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopprijs (€ 100.000,--) in 2013 aan de man, ontstond vermogensvorming aan de zijde van de man die  door het schrappen van het periodiek verrekenbeding in de gewijzigde huwelijkse voorwaarden  niet meer voor enige verrekening in aanmerking kwam. De man stelt weliswaar dat de vrouw door deze overdracht voordeel heeft genoten  zij kreeg immers de koopsom ter beschikking  maar daarvan is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest. Het hof zal dat hieronder toelichten.
7. De rekening-courant, een bankrekening bij de Rabobank op naam van de vrouw, kan niet los worden gezien van de vermogensvorming van de man door de aankoop en verhuur van de panden.
Het hof stelt hierbij voorop dat de tenaamstelling van de rekening niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag wie gerechtigd is tot het saldo van die rekening. De tenaamstelling zegt alleen iets over de verhouding van de rekeninghouder(s) ten opzichte van de bank. Of de man dan wel de vrouw gerechtigd is tot enig deel van het saldo hangt af van de bedoeling van partijen (HR 9 februari 2007, ECL1:NL:HR:2007:AZ6525).
8. Op de peildatum (10 januari 2020) behoorden 15 onroerende goederen (…) tot het vermogen van de man. Niet in geschil is dat huurinkomsten worden gegenereerd door de man. Hij was degene die de aankoop, het onderhoud en de verhuur van de panden voor zijn rekening nam. De rekening-courantrekening is op 10 april 1991 geopend op naam van de vrouw. De vrouw heeft de man gevolmachtigd tot deze rekening. De man erkent dat hij gelden van de rekening-courant heeft gebruikt voor eigen doeleinden, waaronder ook met betrekking tot het beheer van zijn huurpanden. Dit blijkt ook uit de gedingstukken. Het hof wijst onder meer op het volgende.
a) In de overgelegde rekeningafschriften is te zien dat vanuit de rekening-courant een deel van de kosten van de huishouding werden voldaan, zoals een telefoonabonnement, de zorgverzekeringspremie, voorschot energielasten, OV-chipkaart, de krant, telefoon en/of internetabonnement Ziggo, vakanties en wegenbelasting (…). Deze kosten komen ingevolge de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man (art. 5 van de eerste huwelijkse voorwaarden, die ingevolge de tweede huwelijkse voorwaarden ongewijzigd van volle kracht en waarde zijn).
b) Daarnaast heeft de man het krediet gebruikt voor de instandhouding van zijn panden. Hij maakte regelmatig vanuit de rekening-courant zeer grote geldbedragen naar zijn eigen bankrekeningen over. Er kwamen onder meer huurbetalingen van huurders rechtstreeks op deze rekening-courant binnen. Ook lasten van de panden kwamen ten laste van de rekening-courant (bijvoorbeeld voorschot Brabant Water, Essent).
c) De huurinkomsten werden direct na ontvangst op de rekening-courant naar een rekening van de man overgeboekt. De rentekosten van het krediet heeft de man in zijn jaarlijkse overzichten van de huuropbrengst opgenomen. Als zekerheid voor de rekening-courant is aan de Rabobank een recht van hypotheek op de verschillende panden van de man verleend.
Het hof is daarom van oordeel dat de rekening-courant derhalve voornamelijk door de man werd gevoed en gebruikt.
Uit het voorgaande en op basis van de overgelegde bankafschriften is het hof van oordeel dat voornamelijk de man ten behoeve van zijn privévermogen gerechtigd was tot het saldo / de kredietfaciliteit van de rekening-courant. Hierdoor is de koopsom van de woning niet aan de vrouw ten goede gekomen.
9. Op het moment van tekenen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden op 15 april 2014 bedroeg het creditsaldo op de rekening-courant € 56.283,77 (…). Nadien heeft de man, onder meer op 9 januari 2017, in totaal € 170.000,- naar zijn eigen rekening overgemaakt waarna het debetsaldo op de peildatum uiteindelijk € 311.501,66,-- bedroeg (…). Voor deze overboekingen heeft de man geen afdoende uitleg gegeven. De man wijst in dit verband op een geldlening van € 263.000,-- die de vrouw in 2014 aan de zoon van partijen heeft verstrekt (…), maar deze geldlening is door de zoon geheel, inclusief rente, terugbetaald. Overigens betwist de vrouw dat zij de lening heeft verstrekt (het zou de man zijn geweest die het geld naar de zoon heeft overgemaakt). Verder geeft de man aan dat hij in de periode van mei 2016 tot en met mei 2020 € 147.104,20 naar de rekening-courant heeft overgemaakt. De man verwijst naar prod. 64 bij zijn aanvullend verweerschrift d.d. 16 juni 2021. Dat betreft echter een door de man zelf opgesteld overzicht, waarbij de onderliggende verifïcatoire stukken ontbreken. Bovendien betreft een deel van de betalingen, te weten € 88.141,94, betaalde rente voor het gebruik van de rekening-courant. De man heeft (…) de financiële jaaroverzichten van de rekening-courant over de jaren 2016 tot en met 2019 en de bankafschriften van januari 2020 tot en met december 2021 overgelegd. Over de jaren 2016 tot en met 2019 kan het hof niet vaststellen of de man de rente heeft voldaan, nu over die jaren geen bankafschriften zijn overgelegd, althans de man niet heeft verwezen naar bankafschriften die zich in het dossier bevinden. De overige rentebetalingen dateren van na de datum van ontvangst van het verzoekschrift tot echtscheiding op 10 januari 2020.
Uit het voorgaande volgt dat de rekening-courant voornamelijk door de man werd gebruikt en dat het restant van de koopsom van de echtelijke woning derhalve niet in het vermogen van de vrouw is gevloeid.
5.8.3.
De overdracht van de woning, de betaling en kwijtschelding van de koopsom, het gebruik door de man van de rekening-courant en de totstandkoming van wijziging van de huwelijkse voorwaarden (slechts drieënhalve maand na de overdracht van de echtelijke woning) waarbij een bespreking met de notaris heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de vrouw – hetgeen de afhankelijkheid van de vrouw bevestigt – kunnen niet los van elkaar worden gezien. Er is sprake van een reeks van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die tot onevenredige benadeling van de vrouw hebben geleid. De vrouw heeft haar recht op verrekening ingevolge art. 6 van de eerste huwelijkse voorwaarden door de gewijzigde huwelijkse voorwaarden prijsgegeven, de koopsom voor de echtelijke woning van € 274.472,03 is niet in haar vermogen gevloeid omdat dit bedrag is uitgegeven onder het beheer van de rekening-courant door de man en de rekening-courant op haar naam heeft een debetsaldo van ruim € 317.000,-- en daarmee heeft de bank een vordering op haar (omdat de rekening op haar naam staat) ter grootte van dat bedrag. Die debetstand is grotendeels door toedoen van de man ontstaan en de opgenomen gelden zijn nagenoeg geheel te zijner bate (namelijk de verwerving, het onderhoud en de exploitatie van zijn onroerende goederen alsmede de kosten van de huishouding die ingevolge de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man moeten komen) besteed.
Het hof is van oordeel dat uit de hierboven weergegeven omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de vrouw door haar afhankelijkheid c.q. onervarenheid in deze reeks van feitelijke handeling en rechtshandelingen door de man is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. De man wist of had moeten begrijpen dat de vrouw door haar afhankelijkheid en onervarenheid bewogen werd tot het geven van instemming en hij heeft (desalniettemin) de instemming van de vrouw bevorderd terwijl hij wist of had moeten begrijpen dat hij de vrouw daarvan had behoren te weerhouden.
5.8.4.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van de vrouw op misbruik van omstandigheden slaagt en dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden worden vernietigd. Het bewijsaanbod van de man wordt gepasseerd als niet ter zake dienend. Dat de vrouw meerdere keren zou hebben gezegd dat zij de wijziging wilde en begreep, wat hier overigens ook van zij, is niet meer relevant. Ook als de vrouw dit zou hebben gezegd, is gelet op de bijzondere omstandigheden en de gedragingen van de man, zoals hiervoor overwogen, het hof nog altijd van oordeel dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Het gaat immers om alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de huwelijkse [voorwaarden] (zie HR 23 juni 2023 ECLI:NL:HR:2023:963)).
5.8.5.
Dat betekent dat de eerste huwelijkse voorwaarden herleven. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door partijen verklaard dat in dat geval uitvoering moet worden gegeven aan het periodiek verrekenbeding. Partijen hebben in hoger beroep geen inzicht gegeven in wat verrekend dient te worden. Het hof zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten.”
2.5
Het hof heeft tussentijds cassatieberoep opengesteld tegen de tussenbeschikking. [2]

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel I van het middel klaagt onder meer dat het hof heeft miskend dat de omstandigheid dat (zoals het hof in rov. 5.8.3 heeft overwogen) sprake is van een reeks van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die tot onevenredige benadeling van de vrouw hebben geleid, onvoldoende is voor het aannemen van misbruik van omstandigheden. De door het hof in rov. 5.8.2-5.8.3 genoemde omstandigheden kunnen het oordeel dat sprake is van misbruik van omstandigheden niet dragen, noch ieder afzonderlijk, noch in onderling verband bezien, aldus de klacht.
Onderdeel I klaagt voorts dat het hof niets feitelijks heeft vastgesteld waaruit zou kunnen volgen dat de vrouw als gevolg van afhankelijkheid of onervarenheid door de man werd bewogen tot het verlenen van medewerking aan het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden, en dat de man dit ook uitdrukkelijk heeft betwist.
3.2
Misbruik van omstandigheden in de zin van art. 3:44 lid 4 BW is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Bij de beoordeling of dat zich voordoet, komt het aan op alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van die rechtshandeling, in onderling verband en samenhang bezien. [3] Tot die omstandigheden kan behoren dat de ander door de desbetreffende rechtshandeling (ernstig) is benadeeld. [4]
3.3
Het hof heeft in rov. 5.8.2 onder meer het volgende ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat het beroep van de vrouw op misbruik van omstandigheden slaagt.
De vrouw heeft de echtelijke woning en haar aandeel in een stuk tuingrond – die tot haar privévermogen behoorden – op 24 december 2013 aan de man overgedragen. De man heeft zijn stelling dat aan de verkoop van de woning aan hem fiscale redenen ten grondslag lagen niet onderbouwd en het is ook overigens onduidelijk om welke fiscale redenen het zou kunnen gaan (rov. 5.8.2 onder 2). Bij de overdracht van de woning (en haar aandeel in het stuk tuingrond) heeft de vrouw voor een bedrag van € 100.000,-- afstand gedaan van haar recht op betaling van de verkoopprijs van de woning. Een verklaring hiervoor ontbreekt (rov. 5.8.2 onder 3).
Voorafgaand aan de wijziging van de huwelijkse voorwaarden heeft de notaris een e-mail met nieuwe conceptstukken naar het e-mailadres van de man gezonden. Het hof leidt hieruit af dat de bespreking die aanleiding was voor de gewijzigde concepten buiten aanwezigheid van de vrouw heeft plaatsgevonden, zoals de vrouw ook heeft aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat nadien nog een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de vrouw, de man en de notaris voordat de akte gewijzigde huwelijkse voorwaarden is gepasseerd (rov. 5.8.2 onder 5).
Door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden is iedere aanspraak (in de vorm van verrekening) die de vrouw kon maken op het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen (waaronder ook de waarde van de echtelijke woning, waarvan de vrouw haar eigendom op 24 december 2013 aan de man had overgedragen en het kwijtgescholden gedeelte van de koopsom) vervallen (rov. 5.8.2 onder 6).
De man heeft de koopsom voor de woning (€ 374.472,03 minus het door de vrouw kwijtgescholden bedrag van € 100.000,--) overgemaakt naar een rekening-courant op naam van de vrouw (rov. 5.8.2 onder 4). Deze rekening-courant kan niet los worden gezien van de vermogensvorming van de man door de aankoop en verhuur van panden (rov. 5.8.2 onder 7).
Op de peildatum (10 januari 2020) behoorden 15 onroerende goederen tot het vermogen van de man. Niet in geschil is dat huurinkomsten worden gegenereerd door de man. Hij was degene die de aankoop, het onderhoud en de verhuur van de panden voor zijn rekening nam. De rekening-courant is in 1991 geopend op naam van de vrouw. De vrouw heeft de man gevolmachtigd tot deze rekening. De man erkent dat hij gelden van de rekening-courant heeft gebruikt voor eigen doeleinden, waaronder ook met betrekking tot het beheer van zijn huurpanden. Hij maakte regelmatig vanuit de rekening-courant zeer grote geldbedragen naar zijn eigen bankrekeningen over. Er kwamen onder meer huurbetalingen van huurders rechtstreeks op deze rekening-courant binnen. Ook lasten van de panden kwamen ten laste van de rekening-courant. Het hof is daarom van oordeel dat de rekening-courant voornamelijk door de man werd gevoed en gebruikt, dat voornamelijk de man ten behoeve van zijn privévermogen gerechtigd was tot het saldo van de rekening-courant, en dat hierdoor de koopsom van de woning niet aan de vrouw ten goede is gekomen (rov. 5.8.2 onder 8 en 9).
3.4
Op grond van zijn hiervoor in 3.3 weergegeven overwegingen heeft het hof in rov. 5.8.3 geoordeeld dat de overdracht van de woning, de betaling en kwijtschelding van de koopsom, het gebruik door de man van de rekening-courant en de totstandkoming van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden waarbij een bespreking met de notaris heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de vrouw – hetgeen de afhankelijkheid van de vrouw bevestigt – niet los kunnen worden gezien van elkaar. Er is sprake van een reeks van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die tot een onevenredige benadeling van de vrouw hebben geleid. De vrouw heeft haar recht op verrekening ingevolge de eerste huwelijkse voorwaarden door de gewijzigde huwelijkse voorwaarden prijsgegeven, de koopsom voor de echtelijke woning is niet in haar vermogen gevloeid omdat dit bedrag is uitgegeven onder het beheer van de rekening-courant door de man, de debetstand op de rekening-courant van ruim € 317.000,-- is grotendeels door toedoen van de man ontstaan maar komt voor rekening van de vrouw omdat de rekening op haar naam staat. Uit deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van het hof dat de vrouw door haar afhankelijkheid dan wel onervarenheid in deze reeks van feitelijke handelingen en rechtshandelingen door de man is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden.
3.5
Voor zover onderdeel I klaagt dat het hof heeft miskend dat de enkele omstandigheid dat de vrouw onevenredig is benadeeld door de reeks van rechtshandelingen en feitelijke handelingen onvoldoende is voor het aannemen van misbruik van omstandigheden, mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft zijn oordeel niet uitsluitend op deze benadeling gebaseerd. Uit de (hiervoor in 3.3 weergegeven) overwegingen van het hof volgt dat het hof bij zijn oordeel ook in aanmerking heeft genomen dat de man geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de verkoop van de woning en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopsom door de vrouw, dat voorafgaand aan de wijziging van de huwelijkse voorwaarden de notaris conceptstukken aan uitsluitend de man heeft toegestuurd en een bespreking van de man met de notaris buiten aanwezigheid van de vrouw heeft plaatsgevonden, en dat het voornamelijk de man was die de financiële zaken regelde – ook vanuit de rekening-courant, die op naam van de vrouw was gesteld maar waartoe de vrouw de man had gevolmachtigd – en daarin ervaren was.
Op grond van zijn – aan het hof als feitenrechter voorbehouden – waardering van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kon het hof tot het oordeel komen dat de vrouw door haar afhankelijkheid dan wel onervarenheid door de man is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering, ook niet in het licht van hetgeen de man heeft aangevoerd ter betwisting van de gestelde afhankelijkheid van de vrouw. Die betwisting laat immers onverlet dat het oordeel van het hof mede erop berust dat de vrouw door onervarenheid door de man is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. Hierop stuiten de overige klachten van onderdeel I die hiervoor in 3.1 zijn weergegeven, af.
3.6
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.B. ter Heide, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
16 mei 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 oktober 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3258.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 november 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3610.
3.HR 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:963, rov. 3.1.2.
4.Vgl. HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AF9656, rov. 3.5-3.6; HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:95, rov. 4.1.