5.8.2.Het hof zal bij de beoordeling van de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden aan de zijde van de man, rekening houden met alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. Het hof, is op grond van die omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is van misbruik van omstandigheden en acht daartoe met name de volgende punten van belang:
1. Allereerst staat vast dat de eerste huwelijkse voorwaarden een uitsluiting van iedere gemeenschap inhielden met een periodiek verrekenbeding. Het privévermogen van de vrouw bestond uit de echtelijke woning en een aandeel in het stuk tuingrond.
2. De echtelijke woning (en het aandeel van de vrouw in het stuk tuingrond) heeft zij op 24 december 2013 aan de man overgedragen. Volgens de vrouw had de man gezegd dat de verkoop en levering van de echtelijke woning aan hem nodig was ‘om de belastingdienst te slim af te zijn’. Dit is door de man betwist. Volgens de man heeft de vrouw de echtelijke woning aan hem verkocht omdat zij niet graag in een boerderij woonde. De vrouw heeft deze stelling vervolgens ook betwist; zij wilde juist in de boerderij blijven wonen omdat de zoon van partijen met zijn gezin in de woning naast de boerderij woonde. Het hof stelt vast dat de vrouw, in weerwil van de stelling van de man en overeenkomstig haar stellingen, ook na de overdracht van de woning aan de man, in de echtelijke woning is blijven wonen tot haar vertrek uit deze woning in 2016. Verder heeft de man zijn stelling dat aan de verkoop van de echtelijke woning aan hem, fiscale redenen ten grondslag lagen niet onderbouwd en het is het hof ook overigens onduidelijk om welke fiscale redenen het zou kunnen gaan.
3. Voorts heeft de vrouw, direct bij de overdracht van de woning (en haar aandeel in het stuk tuingrond), uit vrijgevigheid, voor een bedrag van € 100.000,-- afstand gedaan van haar recht op betaling van de verkoopprijs van de woning van € 374.472,03 ten gunste van de man. Desgevraagd heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij niet wist dat zij op 24 december 2013 afstand had gedaan van haar recht op betaling van € 100.000,--. Ter grootte van dit bedrag heeft de vrouw dus geen voordeel genoten van de overdracht van de woning aan de man. Een verklaring van partijen waarom de vrouw uit vrijgevigheid bij de overdracht van de woning € 100.000,-- aan de man heeft kwijtgescholden ontbreekt.
4. Niet is betwist dat de man de koopsom voor een bedrag van € 274.472,03 (€ 374.472,03 minus € 100.000,--) heeft overgemaakt naar de rekening-courant bij de bank op naam van de vrouw (…). Met de verkoopopbrengst is het debetsaldo van € 87.002,74 op die rekening aangezuiverd. Op deze rekening-courant van de vrouw komt het hof hierna terug onder punt 7 en volgende.
5. Vervolgens zijn op 15 april 2014 de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Uit de gedingstukken blijkt dat de notaris op 11 februari 2014 bij brief aan partijen (
“ter beoordeling en ter bespreking met uw accountant”) een ontwerp van akte wijziging huwelijkse voorwaarden zond. Op 9 april 2014 heeft de notaris een e-mail naar het e-mailadres van de man verzonden waarin hij verwijst naar nieuwe concepten (
“naar aanleiding van het laatste gesprekmet mijnheer(onderstreping hof) is het concept van de akte van huwelijkse voorwaarden op ondergeschikte punten aangepast.Graag verneem ik zo spoedig mogelijk van u of u wenst dat ik de concepten nog ter beoordeling voorleg aan aan uw adviseur de heer Huberts(onderstreping hof)”). Hieruit leidt het hof af dat de bespreking die aanleiding was voor de gewijzigde concepten buiten aanwezigheid van de vrouw heeft plaatsgevonden, zoals de vrouw ook heeft aangevoerd. Dat nadien nog een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de vrouw, de man en de notaris alvorens de akte gewijzigde huwelijkse voorwaarden is gepasseerd (op 11 april 2014 verzond de notaris de brief met bevestiging van de passeerdatum van 15 april 2014, andere stukken afkomstig van de notaris bevat het dossier niet), kan niet worden vastgesteld.
6. Het hof stelt vast dat door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden iedere aanspraak (in de vorm van verrekening) die de vrouw kon maken op het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen (waaronder dus ook de waarde van de echtelijke woning waarvan de vrouw haar eigendom aan de man had overgedragen op 24 december 2013 en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopsom, € 100.000,--) is komen te vervallen.
Door de overdracht van de echtelijke woning aan de man en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopprijs (€ 100.000,--) in 2013 aan de man, ontstond vermogensvorming aan de zijde van de man die door het schrappen van het periodiek verrekenbeding in de gewijzigde huwelijkse voorwaarden niet meer voor enige verrekening in aanmerking kwam. De man stelt weliswaar dat de vrouw door deze overdracht voordeel heeft genoten zij kreeg immers de koopsom ter beschikking maar daarvan is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest. Het hof zal dat hieronder toelichten.
7. De rekening-courant, een bankrekening bij de Rabobank op naam van de vrouw, kan niet los worden gezien van de vermogensvorming van de man door de aankoop en verhuur van de panden.
Het hof stelt hierbij voorop dat de tenaamstelling van de rekening niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag wie gerechtigd is tot het saldo van die rekening. De tenaamstelling zegt alleen iets over de verhouding van de rekeninghouder(s) ten opzichte van de bank. Of de man dan wel de vrouw gerechtigd is tot enig deel van het saldo hangt af van de bedoeling van partijen (HR 9 februari 2007, ECL1:NL:HR:2007:AZ6525).
8. Op de peildatum (10 januari 2020) behoorden 15 onroerende goederen (…) tot het vermogen van de man. Niet in geschil is dat huurinkomsten worden gegenereerd door de man. Hij was degene die de aankoop, het onderhoud en de verhuur van de panden voor zijn rekening nam. De rekening-courantrekening is op 10 april 1991 geopend op naam van de vrouw. De vrouw heeft de man gevolmachtigd tot deze rekening. De man erkent dat hij gelden van de rekening-courant heeft gebruikt voor eigen doeleinden, waaronder ook met betrekking tot het beheer van zijn huurpanden. Dit blijkt ook uit de gedingstukken. Het hof wijst onder meer op het volgende.
a) In de overgelegde rekeningafschriften is te zien dat vanuit de rekening-courant een deel van de kosten van de huishouding werden voldaan, zoals een telefoonabonnement, de zorgverzekeringspremie, voorschot energielasten, OV-chipkaart, de krant, telefoon en/of internetabonnement Ziggo, vakanties en wegenbelasting (…). Deze kosten komen ingevolge de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man (art. 5 van de eerste huwelijkse voorwaarden, die ingevolge de tweede huwelijkse voorwaarden ongewijzigd van volle kracht en waarde zijn).
b) Daarnaast heeft de man het krediet gebruikt voor de instandhouding van zijn panden. Hij maakte regelmatig vanuit de rekening-courant zeer grote geldbedragen naar zijn eigen bankrekeningen over. Er kwamen onder meer huurbetalingen van huurders rechtstreeks op deze rekening-courant binnen. Ook lasten van de panden kwamen ten laste van de rekening-courant (bijvoorbeeld voorschot Brabant Water, Essent).
c) De huurinkomsten werden direct na ontvangst op de rekening-courant naar een rekening van de man overgeboekt. De rentekosten van het krediet heeft de man in zijn jaarlijkse overzichten van de huuropbrengst opgenomen. Als zekerheid voor de rekening-courant is aan de Rabobank een recht van hypotheek op de verschillende panden van de man verleend.
Het hof is daarom van oordeel dat de rekening-courant derhalve voornamelijk door de man werd gevoed en gebruikt.
Uit het voorgaande en op basis van de overgelegde bankafschriften is het hof van oordeel dat voornamelijk de man ten behoeve van zijn privévermogen gerechtigd was tot het saldo / de kredietfaciliteit van de rekening-courant. Hierdoor is de koopsom van de woning niet aan de vrouw ten goede gekomen.
9. Op het moment van tekenen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden op 15 april 2014 bedroeg het creditsaldo op de rekening-courant € 56.283,77 (…). Nadien heeft de man, onder meer op 9 januari 2017, in totaal € 170.000,- naar zijn eigen rekening overgemaakt waarna het debetsaldo op de peildatum uiteindelijk € 311.501,66,-- bedroeg (…). Voor deze overboekingen heeft de man geen afdoende uitleg gegeven. De man wijst in dit verband op een geldlening van € 263.000,-- die de vrouw in 2014 aan de zoon van partijen heeft verstrekt (…), maar deze geldlening is door de zoon geheel, inclusief rente, terugbetaald. Overigens betwist de vrouw dat zij de lening heeft verstrekt (het zou de man zijn geweest die het geld naar de zoon heeft overgemaakt). Verder geeft de man aan dat hij in de periode van mei 2016 tot en met mei 2020 € 147.104,20 naar de rekening-courant heeft overgemaakt. De man verwijst naar prod. 64 bij zijn aanvullend verweerschrift d.d. 16 juni 2021. Dat betreft echter een door de man zelf opgesteld overzicht, waarbij de onderliggende verifïcatoire stukken ontbreken. Bovendien betreft een deel van de betalingen, te weten € 88.141,94, betaalde rente voor het gebruik van de rekening-courant. De man heeft (…) de financiële jaaroverzichten van de rekening-courant over de jaren 2016 tot en met 2019 en de bankafschriften van januari 2020 tot en met december 2021 overgelegd. Over de jaren 2016 tot en met 2019 kan het hof niet vaststellen of de man de rente heeft voldaan, nu over die jaren geen bankafschriften zijn overgelegd, althans de man niet heeft verwezen naar bankafschriften die zich in het dossier bevinden. De overige rentebetalingen dateren van na de datum van ontvangst van het verzoekschrift tot echtscheiding op 10 januari 2020.
Uit het voorgaande volgt dat de rekening-courant voornamelijk door de man werd gebruikt en dat het restant van de koopsom van de echtelijke woning derhalve niet in het vermogen van de vrouw is gevloeid.
5.8.3.De overdracht van de woning, de betaling en kwijtschelding van de koopsom, het gebruik door de man van de rekening-courant en de totstandkoming van wijziging van de huwelijkse voorwaarden (slechts drieënhalve maand na de overdracht van de echtelijke woning) waarbij een bespreking met de notaris heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de vrouw – hetgeen de afhankelijkheid van de vrouw bevestigt – kunnen niet los van elkaar worden gezien. Er is sprake van een reeks van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die tot onevenredige benadeling van de vrouw hebben geleid. De vrouw heeft haar recht op verrekening ingevolge art. 6 van de eerste huwelijkse voorwaarden door de gewijzigde huwelijkse voorwaarden prijsgegeven, de koopsom voor de echtelijke woning van € 274.472,03 is niet in haar vermogen gevloeid omdat dit bedrag is uitgegeven onder het beheer van de rekening-courant door de man en de rekening-courant op haar naam heeft een debetsaldo van ruim € 317.000,-- en daarmee heeft de bank een vordering op haar (omdat de rekening op haar naam staat) ter grootte van dat bedrag. Die debetstand is grotendeels door toedoen van de man ontstaan en de opgenomen gelden zijn nagenoeg geheel te zijner bate (namelijk de verwerving, het onderhoud en de exploitatie van zijn onroerende goederen alsmede de kosten van de huishouding die ingevolge de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man moeten komen) besteed.
Het hof is van oordeel dat uit de hierboven weergegeven omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de vrouw door haar afhankelijkheid c.q. onervarenheid in deze reeks van feitelijke handeling en rechtshandelingen door de man is bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. De man wist of had moeten begrijpen dat de vrouw door haar afhankelijkheid en onervarenheid bewogen werd tot het geven van instemming en hij heeft (desalniettemin) de instemming van de vrouw bevorderd terwijl hij wist of had moeten begrijpen dat hij de vrouw daarvan had behoren te weerhouden.