Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
20 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2022. De verdachte, geboren in Turkije in 1972, was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van het vervaardigen van heroïne. De advocaat M. van Stratum heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend, terwijl de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft het eerste cassatiemiddel gegrond verklaard, omdat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM was overschreden door een te late indiening van de stukken door het hof. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 76 maanden naar 70 maanden. De Hoge Raad heeft de overige klachten van de verdachte verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De beslissing van de Hoge Raad was dus om de gevangenisstraf te verminderen, maar het beroep voor het overige werd verworpen.