ECLI:NL:HR:2025:807

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
22/04745
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplichtigheid aan autodiefstallen en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 december 2022. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan twee autodiefstallen, zoals vastgelegd in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het gerechtshof oordeelde anders. De advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel, dat stelde dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid, niet tot cassatie leidde. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op basis van de beschikbare bewijsmiddelen tot een begrijpelijke en toereikende conclusie was gekomen over de rol van de verdachte en de medeverdachte. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden naar vijf maanden en drie weken. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04745
Datum27 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 december 2022, nummer 23-001961-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat D.L.A.M. Pluijmakers bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 en 4 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijf maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 mei 2025.