ECLI:NL:HR:2025:810

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
23/04402
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht met minderjarigen en bewijsconstructie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld voor ontucht met zijn 8-jarige zoon en voor handelingen die seksueel binnendringen bij zijn 11-jarige dochter. De Hoge Raad heeft drie belangrijke klachten beoordeeld: de bewijsklacht, de strafmotivering en de kwalificatie van de feiten onder artikel 244 (oud) Sr. De bewijsklacht betrof de vraag of het hof een schakelbewijsconstructie mocht hanteren, waarbij de verklaringen van de kinderen als redengevend werden beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De strafmotivering, die een gevangenisstraf van 24 maanden (waarvan 12 maanden voorwaardelijk) inhield, werd ook ter discussie gesteld, maar de Hoge Raad vond deze niet onbegrijpelijk. Tot slot werd de kwalificatie van de feiten onder artikel 244 (oud) Sr besproken, waarbij de vraag was of er sprake was van seksueel binnendringen bij de bewezenverklaring van wrijven over de clitoris. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de eerdere uitspraak van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04402
Datum3 juni 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2023, nummer 22-000738-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J.J.J. van Rijsbergen bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juni 2025.