Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van de huurder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
23 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst voor woonruimte wegens overlast. De huurder, vertegenwoordigd door advocaat M.W. van der Heijden, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024. De verhuurder, Stichting Vivare, vertegenwoordigd door advocaat R.D. Boesveld, had een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de huurder over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de huurder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verhuurder zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.