ECLI:NL:HR:2025:818

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
25/00481
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aansluitende zorgmachtiging en rechtsbijstand in het kader van Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om een aansluitende zorgmachtiging voor betrokkene, die in een psychische noodsituatie verkeerde. De rechtbank Rotterdam had op 8 november 2024 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, maar de mondelinge behandeling vond plaats zonder de advocaat van betrokkene, die zich wegens verblijf in het buitenland niet fysiek kon laten bijstaan. De advocaat had echter wel geprobeerd telefonisch deel te nemen, maar dit was niet gelukt. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had vastgesteld dat betrokkene ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht op rechtsbijstand. Dit recht is van groot belang, vooral in zaken die betrekking hebben op onvrijwillige opname van kwetsbare personen met psychische stoornissen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder afstand van dit recht kan worden aangenomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer25/00481
Datum23 mei 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: E.F.A. Linssen-van Rossum,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/687736 / FA RK 24-7732 van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2024.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging van de beschikking van 8 november 2024 van de rechtbank Rotterdam en tot terugwijzing van de zaak naar die rechtbank.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze zaak heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging voor betrokkene te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
2.2
Bij de mondelinge behandeling van het verzoek waren betrokkene en twee behandelaren aanwezig. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is onder meer het volgende opgenomen:
“De advocaat heeft op 8 november 2024 in de ochtend aan de rechtbank gevraagd of hij telefonisch bij de mondelinge behandeling aanwezig mag zijn. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de griffier twee pogingen gedaan om de advocaat op het door hem doorgegeven telefoonnummer te bereiken. Hierop krijgt de griffier geen gehoor en de receptie van zijn hotel kan de griffier niet doorverbinden. Door de griffier is gevraagd of de receptiemedewerker de advocaat kan vragen om de griffier terug te bellen. Hierop is geen contact tot stand gekomen.
[Rechter]:
stelt iedereen voor. Uw advocaat kan alleen telefonisch erbij zijn. We hebben hem geprobeerd te bellen, dat is nog niet gelukt. Als de advocaat terugbelt, dan praat ik hem bij. Kent u de behandelaars?
[Betrokkene]: zij kennen mij.
(…)
[Rechter]: we moeten de zitting een beetje gaan afronden.
[Betrokkene]: ik zou andere rechtszaak moeten doen met mr. Mascini.
De griffier doet nogmaals een poging om de advocaat telefonisch te bereiken, maar krijgt hem niet te pakken.
[Rechter]: ik zie op dit moment geen andere optie dan de zorgmachtiging te verlengen. Ook omdat u geen andere mogelijkheden hebt om naartoe te gaan en wel zorg nodig hebt.”
2.3
De rechtbank [1] heeft een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verleend voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie, en bepaald dat deze geldt tot en met 8 november 2025. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“1.3. De mondelinge behandeling vindt plaats zonder de advocaat van betrokkene. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de advocaat de rechtbank meegedeeld dat hij wegens verblijf in het buitenland niet fysiek aanwezig kan zijn, maar dat hij zich beschikbaar zal houden om telefonisch deel te nemen. De griffier heeft voor aanvang en tijdens de mondelinge behandeling vergeefs meerdere pogingen gedaan om de advocaat te bereiken op het door hem opgegeven nummer. De griffier heeft bij de receptie van zijn hotel ook een telefoonnummer achtergelaten om tijdens de mondelinge behandeling terug te bellen; ook langs die weg is het niet gelukt om contact te krijgen met de advocaat.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel richt zich tegen de beslissing om de mondelinge behandeling voort te zetten zonder aanwezigheid van de advocaat van betrokkene, hoewel geen sprake was van een ondubbelzinnige afstand door betrokkene van het recht om zich ter zitting door zijn advocaat te doen bijstaan. Gelet op de omstandigheid dat de advocaat van betrokkene voorafgaand aan de mondelinge behandeling contact heeft opgenomen met de rechtbank om zeker te stellen dat hij telefonisch bij de behandeling aanwezig kon zijn, staat vast dat namens betrokkene geen afstand is gedaan van zijn recht op bijstand tijdens de behandeling, aldus het middel. Ook uit het proces-verbaal is volgens het middel niet af te leiden dat betrokkene ondubbelzinnig afstand van zijn recht op bijstand heeft gedaan. De beslissing van de rechtbank is daarom onjuist of onvoldoende gemotiveerd, aldus het middel.
3.2
Uit art. 5 EVRM, alsmede uit de art. 1:7 lid 1, aanhef en onder a, 5:4 lid 1, aanhef en onder d, en 6:1 lid 1 Wvggz volgt dat een betrokkene ter zake van een verzoek om verlening van een zorgmachtiging recht heeft op rechtsbijstand door een advocaat. Het doen van afstand van het recht op rechtsbijstand is als zodanig niet onverenigbaar met de Wvggz, noch met art. 5 EVRM. In zaken als de onderhavige, waarin het onder meer gaat om onvrijwillige opname in een accommodatie van veelal kwetsbare personen met een psychische stoornis, mag afstand van het recht op rechtsbijstand evenwel niet snel worden aangenomen. Die afstand mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven. [2]
3.3
De rechtbank heeft niet vastgesteld dat betrokkene afstand heeft gedaan van het recht op rechtsbijstand. Ook uit het proces-verbaal kan niet worden afgeleid dat betrokkene van het recht op rechtsbijstand afstand heeft gedaan. Daarom had de rechtbank de mondelinge behandeling niet mogen voortzetten buiten aanwezigheid van de advocaat van betrokkene. Het middel slaagt dan ook.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2024;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
23 mei 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Rotterdam 8 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:13794.
2.O.a. HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:848, rov. 3.2 en 3.3; HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1628, rov. 3.3.