ECLI:NL:HR:2025:854

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
24/03077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afwijzing van verzoek om onmiddellijke voorzieningen in ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van FM1 INVEST GERMANY B.V. en een aantal andere verzoekers (gezamenlijk aangeduid als FM1 c.s.) om nadere onmiddellijke voorzieningen te treffen, alsook een tegenverzoek om eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen op te heffen. De Ondernemingskamer had deze verzoeken afgewezen, waarbij de vraag aan de orde was of de reikwijdte van artikel 2:8 BW in verband met artikel 2:349a BW was miskend.

FM1 c.s. hebben tegen de beschikking van het hof van 8 mei 2024 beroep in cassatie ingesteld, terwijl M.H.R. 1 INVESTMENTS MANAGEMENT LTD. en andere verweerders (gezamenlijk aangeduid als MHR1 c.s.) incidenteel cassatieberoep hebben ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van FM1 c.s. beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.

In de beslissing heeft de Hoge Raad FM1 c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en ook MHR1 c.s. in de kosten van het incidentele beroep. De kosten zijn specifiek begroot en de Hoge Raad heeft de wettelijke rente over deze kosten bepaald indien FM1 c.s. deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03077
Datum6 juni 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
1. FM1 INVEST GERMANY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [verzoeker 2] , in zijn hoedanigheid van door de ondernemingskamer benoemde bestuurder van FM1,
kantoorhoudende te [plaats],
VERZOEKERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: FM1 c.s.,
advocaat: H. Boom,
tegen
1. M.H.R. 1 INVESTMENTS MANAGEMENT LTD.,
gevestigd te Tel Aviv, Israël,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] , Israël,
3. [verweerder 3] ,
wonende te Israël,
VERWEERDERS in cassatie, verzoekers in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: MHR1 c.s.,
advocaat: B.T.M. van der Wiel,
4. KRIJNBURG B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. [verweerder 5] , in zijn hoedanigheid van door de ondernemingskamer benoemde beheerder van de aandelen in FM1,
kantoorhoudende te [plaats],
6. [verweerder 6] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: Krijnburg, [verweerder 5] en [verweerder 6] ,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak 200.327.158/03 OK van ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2023, 6 december 2023 en 8 mei 2024.
FM1 c.s. hebben tegen de beschikking van het hof van 8 mei 2024 beroep in cassatie ingesteld.
MHR1 c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingediend.
FM1 c.s. en MHR1 c.s. hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Krijnberg, [verweerder 5] en [verweerder 6] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep en van het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van FM1 c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt FM1 c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van MHR1 c.s. begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien FM1 c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan en aan de zijde van Krijnburg, [verweerder 5] en [verweerder 6] begroot op nihil;
in het incidentele beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt MHR1 c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FM1 c.s. begroot op € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en raadsheren F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 juni 2025.