ECLI:NL:HR:2025:857

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
24/01992
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bank voor faillissement van OAD en beoordeling van rolbeslissingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting Administratiekantoor OAD Groep Holding (hierna: OAD) en de Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank). OAD heeft de Rabobank aangeklaagd voor aansprakelijkheid in verband met het faillissement van OAD. De kern van het geschil betreft de vraag of de Rabobank aansprakelijk is voor het faillissement van OAD en of de bank vrijstond om haar eigen afweging te maken met betrekking tot het verzoek om een overbruggingskrediet. De Hoge Raad heeft de klachten van OAD over de rolbeslissingen en het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de rolbeslissingen en het arrest, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft dit beroep inderdaad verworpen. OAD is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 16.410,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01992
Datum6 juni 2025
ARREST
In de zaak van
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR OAD GROEP HOLDING,
gevestigd te Goor,
EISERES tot cassatie,
hierna: OAD,
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rabobank,
advocaten: J.W.M.K. Meijer en F.J.L. Kaptein.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/450297 / HA ZA 17-775 van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2019 en 2 februari 2022;
b. de rolbeslissingen en het arrest in de zaak 200.309.909 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 augustus 2023 (rolbeslissing), 12 september 2023 (rolbeslissing) en 20 februari 2024 (arrest).
OAD heeft tegen de rolbeslissingen en het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Rabobank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Rabobank mede door E.C.L. van de Langerijt.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van OAD heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de rolbeslissingen en het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de rolbeslissingen en het arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt OAD in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 16.410,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien OAD deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 juni 2025.