Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Coöperatieve Koninklijke Nederlandse Bloembollencentralen (U.A.) en [eiseres] Holding B.V. De zaak betreft een geschil over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [eiseres] in het kader van een civiele procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat [eiseres] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. CNB c.s. hebben een verweerschrift ingediend en de zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 10.406,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze kosten is voldaan.