Uitspraak
1.Procesverloop
De zaak is voor [de verhuurder] toegelicht door haar advocaat en door E.W.T. Kerckhoffs.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huurrecht. De eiser, aangeduid als [de huurder], huurt een ruimte in een woonzorgcentrum waar een kapsalon wordt geëxploiteerd. De centrale vraag in deze procedure was of deze huurruimte kan worden aangemerkt als een voor publiek toegankelijke bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, waar de zaak eerder is behandeld. De advocaat van de eiser, J. den Hoed, heeft het cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de advocaat van de verhuurder, P.A. Fruytier, een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 5.097,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.