ECLI:NL:HR:2025:873

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
24/01754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en de vraag naar publiek toegankelijke bedrijfsruimte in woonzorgcentrum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huurrecht. De eiser, aangeduid als [de huurder], huurt een ruimte in een woonzorgcentrum waar een kapsalon wordt geëxploiteerd. De centrale vraag in deze procedure was of deze huurruimte kan worden aangemerkt als een voor publiek toegankelijke bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, waar de zaak eerder is behandeld. De advocaat van de eiser, J. den Hoed, heeft het cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de advocaat van de verhuurder, P.A. Fruytier, een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 5.097,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01754
Datum6 juni 2025
ARREST
In de zaak van
[de huurder] h.o.d.n. [kapsalon],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [de huurder],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
STICHTING [de verhuurder],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de verhuurder],
advocaat: P.A. Fruytier.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 8971220 \ CV EXPL 21-175 (SS) van de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2021;
b. het arrest in de zaak 200.301.282/01 van het gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2024.
[de huurder] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[de verhuurder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [de verhuurder] toegelicht door haar advocaat en door E.W.T. Kerckhoffs.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de huurder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de verhuurder] begroot op € 2.897,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de huurder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 juni 2025.