Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
10 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 januari 2023. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij de vernieling van een slagboom bij een parkeerplaats, wat valt onder artikel 350.1 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, M. Berndsen, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien de opgelegde geheel voorwaardelijke taakstraf van dertig uren, er geen aanleiding is om aan dit oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.