Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
10 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 21 augustus 2023 was gewezen. De zaak betreft een verkeersovertreding waarbij de verdachte, geboren in 1969, niet is verschenen op de zitting. De advocaat van de verdachte, J.J.O. Zandt, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte, omdat het hof niet heeft beslist op het aanhoudingsverzoek dat door de raadsman was ingediend voorafgaand aan de terechtzitting. Dit verzuim heeft geleid tot de conclusie dat het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president V. van den Brink en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, en is uitgesproken in een openbare zitting.