ECLI:NL:HR:2025:896

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
23/02442
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid OM in vervolging wegens schending ne bis in idem-beginsel in drugszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte die werd vervolgd voor het aanwezig hebben van 11,12 gram cocaïne, in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De verdachte heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging, met een beroep op het ne bis in idem-beginsel, zoals vastgelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Dit beginsel houdt in dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02442
Datum17 juni 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juni 2023, nummer 21-000512-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat M.J. Lamers bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 juni 2025.