ECLI:NL:HR:2025:904

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
25/00872
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling voor poging tot doodslag met betrekking tot een ex-vriendin

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2025 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De aanvrager, geboren in 1977, was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag op zijn ex-vriendin, waarbij hij haar met een mes aanviel in de portiek van haar flat. De veroordeling was het gevolg van een uitspraak van het hof, die de eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag op 30 september 2019 vernietigde en de aanvrager een gevangenisstraf van 66 maanden oplegde.

De aanvraag tot herziening was gebaseerd op een verklaring van een getuige, die op 24 februari 2025 had verklaard dat hij niet aanwezig was op de bewuste nacht. De aanvrager stelde dat deze verklaring een nieuw gegeven was dat niet bekend was tijdens de eerdere rechtszittingen en dat het ernstige vermoeden wekte dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst had geleid. De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken al bekend was met de inhoud van de verklaring van de getuige, aangezien deze dezelfde strekking had als een eerdere verklaring die de getuige op 10 april 2017 bij de politie had afgelegd.

De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde verklaring geen nieuw gegeven was in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom werd de aanvraag tot herziening afgewezen, en bleef de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer25/00872 H
Datum17 juni 2025
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 januari 2022, nummer 22-004665-19, ingediend door de advocaat B. Wernik,
namens
[aanvrager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 september 2019 – voor poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Bewezenverklaring

Bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, is door het hof ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
“hij omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, haar van achteren is genaderd en bij haar keel heeft gegrepen/vastgepakt en haar vervolgens heeft gesneden met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
In de aanvraag wordt gesteld dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Daartoe wordt verwezen naar de bij de aanvraag overgelegde verklaring van [betrokkene 1] van 24 februari 2025 waarin staat dat het niet klopt dat hij “die nacht daar aanwezig was”.
4.3
De rechter die de veroordeling heeft uitgesproken, was echter al bekend met wat in de aanvraag en de daarbij gevoegde verklaring naar voren wordt gebracht. Deze verklaring van [betrokkene 1] heeft namelijk dezelfde strekking als de zich in het dossier bevindende verklaring die [betrokkene 1] op 10 april 2017 bij de politie heeft afgelegd, te weten dat hij de aanvrager niet naar de woning van het slachtoffer heeft gebracht omstreeks het tijdstip van het bewezenverklaarde feit. Een en ander betekent dat het aangevoerde geen gegeven is als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv.
4.4
De aanvraag is kennelijk ongegrond.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 juni 2025.