ECLI:NL:HR:2025:907

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
24/02823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verbeurde dwangsommen in een ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] B.V. in liquidatie tegen [verweerder 1] en [verweerder 1] B.V. De zaak betreft de vraag of de verweerders dwangsommen hebben verbeurd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De advocaat van [eiseres] heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien dit niet nodig was voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.463,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/02823
Datum13 juni 2025
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V. IN LIQUIDATIE,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: A.C. van Schaick,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder 1],
advocaten: B.I. Kraaipoel en T.E. Booms,
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerder 1] B.V.,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/524883 / HL ZA 21-201 van de rechtbank Midden-Nederland van 22 september 2021 en 4 januari 2023;
b. de arresten in de zaak 200.325.284/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2023 en 2 juli 2024.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 2 juli 2024 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder 1] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Tegen [verweerder 1] B.V. is verstek verleend.
De zaak is voor [verweerder 1] toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] begroot op € 2.463,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van [verweerder 1] B.V. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
13 juni 2025.