ECLI:NL:HR:2025:941
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag over belastingaanslagen en verzoek om ambtshalve vermindering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J.G. Verdegem, tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 september 2024. Deze uitspraak betrof het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank over de ambtshalve vermindering van belastingaanslagen voor de jaren 2017 tot en met 2020. De Rechtbank had eerder beslist over de opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.