ECLI:NL:HR:2025:963

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
24/03302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, aangeduid als [X], had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2024, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had navorderingsaanslagen opgelegd aan de belanghebbende voor het jaar 2015, met betrekking tot de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen, alsook de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verdere motivering, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, en waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/03302
Datum20 juni 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2024, nrs. BK-ARN 22/1742 en 22/1743 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/1311 en AWB 20/1316) betreffende aan belanghebbende over het jaar 2015 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelastingbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.