195545 CV 00-1774
7 februari 2001
KANTONGERECHT TE AMERSFOORT
(eiser),
wonende te Amersfoort,
eisende partij, verder ook te noemen: (eiser,
procederende in persoon,
DE GEMEENTE AMERSFOORT,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde partij, verder ook te noemen: de Gemeente,
procederende in de persoon van mr J.J. Weijer (senior beleidsmedewerker Verzekeringen, werkzaam bij de Sector Dienstverlening en Algemene Zaken).
Eiser heeft een vordering ingesteld, zoals in de dagvaarding aangekondigd.
De Gemeente heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Vervolgens heeft Eiser van repliek gediend.
De Gemeente heeft gedupliceerd en daarbij een bijlage gevoegd, getiteld "vordering in reconventie".
Tenslotte is -na aanhouding- heden uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, althans niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de producties -voor zover niet betwist- het volgende vast:
1.1 Op de hoek Stovestraat/Muurhuizen te Amersfoort is een rechthoekig blauw verkeersbord geplaatst, aanduidende dat vanaf die hoek op de Muurhuizen aan de zijde, waarop het bord is geplaatst, parkeerplaatsen voor vergunninghouders beschikbaar zijn (bord E 9 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). De juiste plaats van het verkeersbord blijkt uit een door Eiser overgelegde fotoserie.
1.2 Eiser is woonachtig in de [adres] te [woonplaats] en is in het bezit van een parkeervergunning.
1.3 Op 14 december 1998 is het onder 1.1 bedoelde bord door een voor de Gemeente handelend aannemer verplaatst.
1.4 Teneinde te bereiken dat de oude situatie met betrekking tot genoemd verkeersbord zou worden hersteld heeft Eiser in december 1998 een juridisch adviseur, mr L. Bolier te Elspeet, ingeschakeld, die voor zijn diensten aan Eiser een op 31 december 1998 gedateerde faktuur heeft gezonden. Deze faktuur ten bedrage van ƒ 326,06 is door Eiser betaald.
Ook heeft Eiser in verband met deze kwestie een drietal aangetekende brieven verzonden, waarvan de kosten 3 x ƒ 11,50 = ƒ 34,50 hebben bedragen, en heeft hij diverse telefoontjes gepleegd voor een totaalbedrag van ƒ 7,25.
1.5 Op 23 december 1998 heeft de Gemeente het betreffende verkeersbord weer op de oude plek terug doen plaatsen.
1.6 Een brief van mr Bolier voornoemd, gedateerd 18 december 1998 en gericht aan burgemeester en wethouders van de Gemeente, houdt onder meer in:
"(.....)
Tot mij wendden zich een aantal bewoners van de Stovestraat en de Muurhuizen. Betrokkenen moesten constateren dat, middels het verplaatsen van verkeersborden en of het nemen van andere maatregelen een aantal parkeerplaatsen vervallen zijn verklaard danwel zijn vervallen. Een en ander vond plaats op 14 december jl. Clienten gaan er voorshands van uit dat een en ander onrechtmatig is althans dat een en ander niet is gedekt door een daartoe door een bevoegd orgaan genomen besluit.
Ik verzoek u dan ook, voorzoveel nodig sommeer ik u daartoe, de genomen maatregelen binnen vijf dagen na heden ongedaan te maken zodanig dat er kan worden geparkeerd zoals voor 14 december 1998 mogelijk was.
Indien u geen passende maatregelen neemt, overwegen clienten u in kort geding te betrekken.
(.....)
Het belang van clienten laat zich verstaan. Deze, alle om- en aanwonenden, hebben nu geen mogelijkheid meer hun auto c.a. te parkeren in de onmiddellijke omgeving waar gewoond of anderszins verbleven wordt.
Ik reken op uw omgaande reactie.
(.....)"
1.7 Een brief van mr Bolier voornoemd, gedateerd 22 december 1998 en gericht aan Eiser, houdt onder meer in:
"(.....)
Ik heb heden contact gehad met ene meneer (naam) van de gemeente. Deze erkende dat er inderdaad parkeerplaatsen zijn verdwene (maar dat wist u dus al) en dat een en ander nog deze week weer ongedaan zou worden gemaakt.
(.....)"
1.8 Een brief van de Gemeente (Sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, de directeur Ch. Wallert), gedateerd 23 december 1998 en gericht aan mr Bolier voornoemd, houdt onder meer in:
"(.....)
In antwoord op uw brief van 18 december 1998 (.....) waarin u de gewijzigde parkeersituatie in de Stovestraat/Muurhuizen aan de orde stelt, bericht ik u namens het college van Burgemeester en Wethouders het volgende.
Onduidelijk is wie de door u aangegeven verandering heeft aangebracht. Omdat geen bevoegd besluit aan de opheffing van de parkeerplaatsen ten grondslag ligt is heden door de gemeente de oude situatie weer hersteld.
Ik ga er vanuit dat hiermede het probleem voor de bewoners is opgelost.
(.....)."
2. Eiser stelt dat hij, toen telefoontjes naar de Gemeente door hem en mede-buurtbewoners niet het gewenste resultaat hadden en omdat bekend is dat pas na minimaal dertig dagen door de Gemeente op brieven en/of klachten van burgers wordt gerea-
geerd, zich genoodzaakt heeft gezien om -mede gezien de ernst van de situatie- zich bij te laten staan door een juridisch adviseur. Zonder inschakeling van die adviseur zou het probleem niet, althans niet op korte termijn, zijn opgelost, en Eiser had er, omdat er een ernstig gebrek aan parkeerruimte ter plaatse is, een groot belang bij dat de oude situatie aanstonds weer zou worden hersteld. De Gemeente had het betreffende verkeersbord achttien à twintig meter verplaatst, als gevolg waarvan drie à vier parkeerplaatsen voor auto's verloren waren gegaan.
Eiser heeft drie verklaringen van omwonenden overgelegd, waarin een beschrijving van de situatie en het handelen van de Gemeente wordt gegeven.
In de onderhavige procedure vordert Eiser de veroordeling van de Gemeente tot betaling van de onder 1.4 vermelde kosten, alsmede kosten voor het opnemen van verlof in verband met deze zaak.
3. De Gemeente voert aan dat zij uitsluitend om verdere schade aan het verkeersbord te voorkomen, dit bord iets heeft verplaatst. Dit soort werkzaamheden betreffen de dagelijkse huishouding van de Gemeente en opdrachten daartoe vallen onder de competentie van de wijkopzichters. Het was dus niet nodig dat een daartoe bevoegd orgaan van de Gemeente de betreffende opdracht zou moeten geven; van een onrechtmatige daad van de Gemeente is daarom geen sprake.
Voorts voert de Gemeente aan dat er voldoende parkeerplaatsen in de stad zijn. In 1998 zijn er 1598 parkeervergunningen verstrekt, waarvoor 1382 toegestane plaatsen beschikbaar waren. Overdag zijn de meeste bewoners weg, en dan maken de bedrijven meer gebruik van de parkeerplaatsen; na sluitingstijd komen de bewoners terug, en zijn de gebruikers van de bedrijven weer vertrokken; de Gemeente spreekt in dit verband van een communicerend vat.
De Gemeente wijst er op dat het beschikken over een parkeervergunning niet betekent dat de Gemeente garandeert dat men over een parkeerplaats kan beschikken.
De Gemeente acht het niet redelijk dat Eiser een advocaat heeft ingeschakeld. Hij had eenvoudigweg naar de service-telefoon van de Gemeente kunnen bellen; voorts is het onjuist dat de Gemeente te lang zou wachten met het beantwoorden van brieven.
4. Partijen verschillen van mening over de vraag wat er nu precies met het verkeersbord is gebeurd. Volgens de Gemeente zou het bord slechts één à twee meter zijn verplaatst, volgens Eiser zou dat achttien à twintig meter zijn. Eiser heeft een fotoserie van de situatie ter plaatse overgelegd, alsmede verklaringen van een drietal omwonenden. Deze verklaringen houden onder meer het volgende in:
(omwonende a) (Muurhuizen (nr)): "(.....) Op december 1998 werd tot verbazing van de hele buurt onverwacht en onaangekondigd het parkeerbord voor vergunninghouders op de hoek Stovestraat/ Muurhuizen ongeveer 20 meter verplaatst richting Nieuwstraat, nog net voor mijn voordeur op Muurhuizen (nr). Hierdoor vervielen 3 parkeerplaatsen voor vergunninghouders. Omdat dringende telefoontjes naar de Gemeente Amersfoort niets opleverden, heb jij een juridisch deskundige ingeschakeld (.....)"
(omwonende b) (Muurhuizen (nr)): "(.....) Zoals bekend werden op 14 december 1998 door de Gemeente totaal onverwacht en zonder enige vorm van overleg of zelfs maar ruggespraak een drietal parkeerplaatsen in onze buurt opgeheven. Het vergunningenbord dat al jaren op de hoek van de Muurhuizen-Stovestraat stond, werd plotseling ongeveer 18 meter verplaatst, tot voorbij Muurhuizen 40A, net voor adres nr.38. Wederom werd op deze wijze het toch al zo volstrekt ontoereikende aantal parkeerplaatsen in onze buurt verder teruggebracht en het voor de binnenstadbewoners uitermate vervelende parkeerprobleem verergerd, in plaats van
verbeterd. Omdat telefonisch contact met de gemeentelijke instanties niets opleverde, zijn er toen door jou juridische stappen gezet (.....)"
(omwonende 3)(Muurhuizen (nr)) : "(.....) Op 14 december 1998 is het bord een groot aantal meters verplaatst ten nadele van het aantal parkeerplaatsen. Het kwam te staan voorbij de deur van Muurhuizen 40, in de richting van de Valkestraat. Tevens werd een kruis van stenen in het wegdek aangebracht met daarbij één tegel met de letters NP, wat die dan ook betekenen mogen. Zodoende gingen er drie parkeerplaatsen verloren, terwijl er daar ter plekke drie bewoners zijn met elk 1 auto en verder geen eigen parkeerplaats, zodat er een werkelijk probleem ontstond. (.....)"
In reactie op deze gedetailleerde stellingen van Eiser heeft de Gemeente slechts aangevoerd dat er blijkbaar een periode is geweest, die maximaal tussen 14 en 23 december 1998 is gelegen, waarin er op de hoek Muurhuizen/Stovestraat geen bord "Parkeren vergunninghouders" stond.
Waar het evenwel niet zozeer om gaat is dat het betreffende bord van de straathoek verdwenen is, maar dat het kennelijk een achttiental meters verderop in de straat geplaatst is, als gevolg van welke aktie volgens de verklaringen in ieder geval een drietal parkeerplaatsen voor vergunninghouders feitelijk zijn komen te vervallen. Dat het bord op die wijze is herplaatst wordt onvoldoende gemotiveerd door de Gemeente weersproken, en het moet dan ook als ten processe vaststaand worden aangenomen dat het betreffende bord is verplaatst als gesteld door Eiser en onderschreven door de drie bovengenoemde personen.
5. Gezien de van algemene bekendheid zijnde, door Eiser gestelde en ook door de bovenaangehaalde verklaringen van (omwonenden) onderschreven, moeilijke parkeersituatie ter
plaatse in die zin dat er onvoldoende parkeerruimte bestaat, was er een te rechtvaardigen belang voor Eiser -die zelf in de Stovestraat woonachtig is- om te trachten op zo kort mogelijke termijn de oude situatie te doen terugkeren.
Uitgangspunt daarbij is dat de Gemeente, zoals ook erkend in de onder 1.8 aangehaalde brief, niet gerechtigd was tot het doen nemen van maatregelen die tot gevolg hadden dat feitelijk drie parkeerplaatsen werden opgeheven. Door desondanks die maatregelen te doen nemen heeft de Gemeente onzorgvuldig gehandeld -in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek- jegens Eiser, en dient de Gemeente de als gevolg van dat handelen ontstane schade aan Eiser te vergoeden.
6. Eiser heeft, ter onderbouwing van zijn stelling dat aan de Gemeente gerichte brieven te traag worden afgehandeld, een deel van een onderzoeksrapport uit 1993 overgelegd, waarin de conclusie is opgenomen dat in alle gevallen de gestelde termijn van 30 dagen waarbinnen een brief volgens de raadsmotie beantwoord zou moeten worden is overschreden. De Gemeente heeft daartegenover aangevoerd dat dat rapport thans gedateerd is, en geen juist beeld geeft van de huidige stand van zaken met betrekking tot de (inmiddels sterk verbeterde) afhandeling van brieven. De Gemeente verzuimt daarbij aan te geven hoe die huidige stand van zaken thans is; het is ook zeer de vraag of het schrijven van een brief tot het gewenste herstel in de oude toestand op korte termijn zou hebben geleid.
Voorts vraagt de Gemeente zich af waarom het gebruik van haar service-telefoon geen snel resultaat zou hebben gehad, nu het immers aan de juridisch adviseur van Eiser kennelijk is gelukt om aanstonds contact te hebben met de heer (naam). Het staat evenwel niet vast dat mr Bolier de heer (naam) via de service-telefoon (en niet via diens telefoonnummer op het gemeentehuis of andere gemeentelijke instelling waar de heer (naam) werkzaam is) heeft bereikt. Bovendien stelt Eiser dat hij meermalen heeft getracht ook via de service-telefoon in contact te treden met de Gemeente, maar dat dat niet is gelukt; dit wordt evenwel bestreden door de Gemeente, onder overlegging van een lijst van klachten die bij de service-telefoon zijn gemeld tussen 14 en 21 december 1998. Hoewel Eiser stelt dat kennelijk niet alle klachten worden geregistreerd kan het antwoord op dit twistpunt in het midden blijven. Waar het immers om gaat is of Eiser, gezien de ernst van de problematiek, een in redelijkheid geëigend middel heeft aangewend om tot een oplossing op korte termijn te komen. De inschakeling van een juridisch adviseur (geen advocaat zoals de Gemeente aanvoert; dit is niet op diens briefpapier vermeld) die een beperkt aantal werkzaamheden heeft verricht, en daarvoor een redelijk bedrag heeft berekend, kan als een adequaat middel worden beschouwd.
7. Als kosten, die in redelijkheid door Eiser moesten worden gemaakt, kunnen worden beschouwd de onder 1.4 vermelde bedragen. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de onder 6), 8) en 9) in de dagvaarding onder 7 vermelde posten -te weten verlofdagen en dergelijke- kosten zijn, die hij in redelijkheid heeft moeten maken om tot een oplossing van de als gevolg van het handelen van de Gemeente ontstane problematiek te komen; hij heeft in het geheel geen nadere motivering aan die posten ten grondslag gelegd. Deze onderdelen van het gevorderde zullen daarom worden afgewezen.
Bij brief van 28 maart 1999, door de Gemeente op 31 maart 1999 in ontvangst genomen, heeft Eiser een specificatie gegeven van de thans gevorderde schadebedragen. Omdat niet ten processe is gebleken dat Eiser een dergelijke specificatie op een eerdere datum aan de Gemeente heeft gegeven zal de rentevordering vanaf 31 maart 1999 worden toegewezen.
7. De Gemeente heeft bij dupliek een vordering in reconventie ingesteld. De kantonrechter kan die vordering niet in behandeling nemen omdat, overeenkomstig het in artikel 251 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde, een dergelijke vordering tegelijk met de conclusie van antwoord behoort te worden ingesteld. Nu heeft de Gemeente weliswaar in haar conclusie van antwoord, onder het kopje "Schade gemeente Amersfoort", gesteld: "14. De door ons in dit geding gemaakte kosten bedragen tot op heden ƒ 618,75", maar die mededeling kan bezwaarlijk als het instellen van een eis in reconventie worden aangemerkt; bovendien heeft de Gemeente, blijkens het bij dupliek onder 11 gestelde ("Wij concluderen tot afwijzing van de eis, onder veroordeling van eiser in de kosten, onzerzijds berekend op ƒ 1.112,32"), kennelijk het oog gehad op een veroordeling van Eiser in de proceskosten. De bijlage van de conclusie van dupliek is dan ook ten onrechte getiteld "Eis in reconventie".
8. Als zijnde de in het ongelijk gestelde partij moet de Gemeente opkomen voor de proceskosten.
- veroordeelt de Gemeente om tegen bewijs van kwijting aan Eiser te betalen ƒ 367,81 te vermeerderen met de wettelijke rente van 31 maart 1999 tot de dag van betaling;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van dit proces, die tot heden voor Eiser worden begroot op ƒ 220,- waarvan ƒ 50,- wegens verletkosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr J.H. Geertsema en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 7 februari 2001.