ECLI:NL:KTGAMF:2001:AB6282

Kantongerecht Amersfoort

Datum uitspraak
15 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
232670 CV 01/2346
Instantie
Kantongerecht Amersfoort
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. Geertsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedreigende omstandigheden ex-partner

In deze zaak heeft het Kantongerecht Amersfoort op 15 augustus 2001 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting S.K.V. en [verweerster]. S.K.V. verzocht om ontbinding op basis van een wijziging in de omstandigheden, veroorzaakt door het bedreigende gedrag van de ex-partner van [verweerster]. De ex-partner heeft zich herhaaldelijk bedreigend en hinderlijk gedragen, zowel in de privésfeer als op de werkplek van [verweerster]. Ondanks eerdere straatverboden bleef hij zich misdragen, wat leidde tot grote onrust bij [verweerster] en haar collega's. Het verzoek van S.K.V. werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de belangen van [verweerster] zwaarder wogen dan die van S.K.V. bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter benadrukte dat [verweerster] goed functioneerde in haar rol als groepsleidster en dat de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst ernstige gevolgen voor haar zou hebben. De rechter oordeelde dat de eisen van billijkheid zich verzetten tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en dat S.K.V. in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van het afwegen van belangen in arbeidsrelaties, vooral in situaties waarin persoonlijke omstandigheden een rol spelen.

Uitspraak

KANTONGERECHT TE AMERSFOORT
Beschikking in de zaak van:
de stichting STICHTING KINDEROPVANG VEENENDAAL,
gevestigd te Veenendaal,
verzoekende partij, verder ook te noemen: S.K.V.,
advocaat-gemachtigde: mr A.O.C.A. van Schravendijk te Arnhem,
- t e g e n -
[VERWEERSTER],
wonende te [Woonplaats],
verwerende partij, verder ook te noemen: [verweerster],
advocaat-gemachtigde: mr J.J. Blok te Veenendaal.
I.Het procesverloop
S.K.V. heeft op 13 juli 2001 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [verweerster] bij verweerschrift op gereageerd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 6 augustus 2001; daar waren bij aanwezig namens S.K.V. haar directeur mevrouw I.T.J.M. Wolsing, haar locatie-hoofd mevrouw B.H.T. Peters en haar advocaat-gemachtigde; voorts was [verweerster] aanwezig, vergezeld van haar advocaat-gemachtigde.
Na afloop van de behandeling is -bij vervroeging- heden uitspraak bepaald.
II. Het geschil en de beoordeling daarvan
1.S.K.V. verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van een wijziging in de omstandigheden op zo kort mogelijke termijn te ontbinden, onder toekenning aan
[verweerster] van een vergoeding ten laste van S.K.V. ten bedrage van drie bruto maandsalarissen.
2.[verweerster] vraagt het verzoek af te wijzen.
3.[verweerster] -geboren in 1973- is per 1 augustus 1998 in
dienst getreden bij S.K.V. als groepshulp. Vanaf 1 augustus 2000 is zij, op basis van een proef van één jaar, werkzaam als groepsleidster. Aangezien zij in die functie goed voldoet, zal zij ook na ommekomst van dat jaar als groepsleidster in dienst blijven.
Zij werkt met een deeltijdfaktor van 88,89%. Haar voltijdse salaris bedraagt laatstelijk ƒ 3.165,- bruto per maand; rekenend met het deeltijdpercentage komt dit neer op ƒ 2.813,37, ofwel
ƒ 3.038,44 bruto per maand inclusief vakantietoeslag.
4.S.K.V. stelt dat de ex-partner van [verweerster], {ex-partner} (hierna te noemen: {ex-partner}), na het verbreken van hun relatie is overgegaan tot het hinderlijk volgen, lastigvallen, bedreigen en agressief benaderen van [verweerster], vanaf september/oktober 1999 ook tijdens haar werktijd. Hij verschijnt op het kinderdagverblijf, spreekt met stemverheffing tegen [verweerster], gedraagt zich op ook voor anderen bedreigende wijze en gedraagt zich gewelddadig jegens [verweerster], dit alles zichtbaar voor de aan de zorg van S.K.V. toevertrouwde kinderen. Voorts benadert {ex-partner} [verweerster] herhaaldelijk telefonisch op haar werk; wanneer men weigert hem met [verweerster] door te verbinden scheldt hij degene, die hem te woord staat, uit en gebruikt hij bedreigende taal. Omdat dit gedrag van {ex-partner} voor S.K.V. te belastend werd is op haar verzoek aan {ex-partner} door de president van de rechtbank te Utrecht, rechtdoende in kort geding, bij vonnis van 9 mei 2000 een straatverbod voor de duur van één jaar opgelegd; {ex-partner} mocht zich -kort gezegd- gedurende dat jaar niet binnen een straal van honderd meter rond het kinderdagverblijf te Veenendaal bevinden, op straffe van dwangsom. Bij vonnis van 17 mei 2001 is hem door de president nogmaals een soortgelijk straatverbod voor de duur van één jaar opgelegd. Ondanks deze straatverboden is {ex-partner} zich evenwel blijven misdragen. Dit heeft tot grote onrust geleid, niet alleen bij [verweerster] zelf maar ook bij haar collega's, de aan de zorg van S.K.V. toevertrouwde kinderen en hun ouders.
Momenteel zit {ex-partner} in voorlopige hechtenis, in afwachting van de behandeling van zijn strafzaak ter zitting van de rechtbank van 28 augustus 2001. Omdat het voor S.K.V. onzeker is wanneer {ex-partner} vrijkomt, en zij dus op ieder moment weer geconfronteerd kan gaan worden met zijn acties, ziet S.K.V. zich genoodzaakt aan te sturen op ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster].
5.[verweerster] stemt niet in met het ontbindingsverzoek. Zij heeft het bij S.K.V. ontzettend naar haar zin en functioneert daar ook uitstekend. Zij weigert om zonder slag of stoot te accepteren dat haar ex-partner kan bewerkstelligen dat zij de functie die zij met zoveel plezier uitoefent op zou moeten geven. Overigens heeft {ex-partner} zich sinds begin juni 2001 niet meer bij het kinderdagverblijf vertoond en/of contact gezocht met [verweerster] terwijl zij aan het werk was. Uit niets valt af te leiden dat {ex-partner} zich nogmaals jegens de medewerkers en de kinderen in het kinderdagverblijf hinderlijk zal gedragen. Mocht hij dat overigens wèl doen, dan beschikt S.K.V. over een vonnis van de Utrechtse president dat zij ten uitvoer kan doen leggen.
Overigens bestrijdt [verweerster] dat het optreden van {ex-partner} grote onrust onder haar collega's, de kinderen of hun ouders heeft veroorzaakt. Zij legt een groot aantal adhaesie-betuigingen over.
Voorts voert [verweerster] aan dat zij betwijfelt of haar ontslag het door S.K.V. gewenste effect zou hebben. Immers haar zoontje, waarvan {ex-partner} de vader is, mag en zal op het kinderdagverblijf blijven. Mocht de arbeidsovereenkomst tussen haar en S.K.V. worden ontbonden, dan blijft er voor {ex-partner} toch nog een reden bestaan om zich bij het kinderdagverblijf te vertonen.
Tot slot stelt [verweerster] dat haar belangen bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst zwaarder wegen dat die van S.K.V. bij ontbinding. Alle kinderopvang-instellingen in de regio vallen onder één overkoepelende organisatie. Indien de arbeidsovereenkomst van [verweerster] thans om de door S.K.V. aangevoerde reden wordt ontbonden, zal dat binnen de kortste keren bij alle andere kinderopvang-instellingen in de regio bekend zijn. Het is dan zeer onwaarschijnlijk dat zij in Veenendaal en omgeving nog een baan in de kinderopvang zal kunnen vinden. Verhuizen zou haar niet helpen, omdat {ex-partner} gemakkelijk achter haar nieuwe adres zou kunnen komen; daarom heeft de door S.K.V. aangeboden hulp, om voor haar een werkplek op grote afstand van waar zij thans woont te vinden, voor haar geen zin.
6.Tussen partijen staat vast dat [verweerster] uitstekend functioneert als groepsleidster. S.K.V. stelt zelfs dat [verweerster] weer welkom is als groepsleidster, wanneer blijkt dat {ex-partner} geen problemen meer veroorzaakt, ook al zou er op dat moment geen vacature bij haar openstaan. Kern van de zaak ligt in de beantwoording van de vraag of het bedreigende optreden van {ex-partner} een verandering in de omstandigheden kan opleveren als bedoeld in artikel 7:685, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (B.W.), en -meer specifiek- de vraag of die verandering in de omstandigheden -als hoedanig het optreden van {ex-partner} wel kan worden gekwalificeerd- van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen.
7.Partijen zijn het er wel over eens dat het optreden van
{ex-partner} een omstandigheid is die in de risicosfeer van [verweerster], en niet in die van S.K.V., valt. Het is evenwel niet aannemelijk geworden dat [verweerster] voor het optreden van {ex-partner} in en bij het kinderdagverblijf enig verwijt treft, bijvoorbeeld door zodanig te handelen dat geoordeeld zou kunnen worden dat zij dat optreden in enige relevante mate heeft uitgelokt of anderszins.
8.S.K.V. stelt dat zij alles in het werk heeft gesteld om het hinderlijke en bedreigende optreden van {ex-partner} te verhinderen; de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ziet zij als een laatste redmiddel, waar alle andere middelen gefaald hebben. Daarbij is het echter wel opvallend dat niet is gebleken dat S.K.V. op enig moment met {ex-partner} zelf -al dan niet via een raadsman- heeft gesproken. De behandelingen in kort geding voor de president van de Utrechtse rechtbank hebben alle buiten aanwezigheid van {ex-partner} plaatsgevonden. In de dagvaarding voor het eerste kort geding is gesteld dat de (aangetekende) brieven, die S.K.V. aan {ex-partner} heeft gezonden om hem van zijn optreden te doen afzien, (door hem) retour zijn gezonden. Ook hier is dus geen communicatie tussen S.K.V. en {ex-partner} mogelijk gebleken.
Nu {ex-partner} zich evenwel in voorlopige hechtenis bevindt mag er van worden uitgegaan dat zijn belangen in de strafzaak worden behartigd door een advocaat als -al dan niet toegevoegd- raadsman. Uit de uitlatingen van partijen begrijpt de kantonrechter dat de feiten, waarvoor {ex-partner} zich thans in voorlopige hechtenis bevindt, te maken hebben met diens vroegere relatie met [verweerster]; hoewel partijen niet konden zeggen waarvoor {ex-partner} wordt vervolgd is niet onaannemelijk dat dat geschiedt op grond van belaging (artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht), danwel enig ander agressiedelict jegens
[verweerster], nu zij ter zitting heeft verduidelijkt dat zij -afgezien van het hinderlijk volgen- door {ex-partner} is klemgereden en dat hij zich jegens haar heeft misdragen. Het komt de kantonrechter voor dat het, voor de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij de behandeling van diens strafzaak, voor de rechtbank belangrijk kan zijn te vernemen wat de drijfveren voor {ex-partner} zijn geweest om zich zo tegenover [verweerster] te gedragen, en hoe hij voornemens is zich in de toekomst tegenover haar op te stellen.
Daarom is niet het uit te sluiten dat {ex-partner} thans (meer) open staat voor een gesprek over dit onderwerp, al dan niet gevoerd via de gemachtigde van S.K.V. en de raadsman van
{ex-partner}, en behoeft zo'n gesprek niet op voorhand als zinloos te worden aangemerkt. In zoverre kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij het ultimum remedium-argument van S.K.V..
9.S.K.V. heeft gesteld dat opzegging van de arbeidsovereenkomst voor haar de enige mogelijkheid is om op te komen voor de belangen en de veiligheid van haar medewerkers, de kinderen en hun ouders. Het is natuurlijk zo dat niet op voorhand kan worden ingeschat of en in hoeverre {ex-partner} in staat zou zijn die belangen en die veiligheid -waaronder ook begrepen de veiligheid van het opvangcentrum, gezien de suggestie van brandstichting- geweld aan te doen. En het is begrijpelijk en te respecteren dat S.K.V. in voorkomend geval niet het verwijt in de schoenen geschoven wil krijgen dat zij zich in onvoldoende mate heeft ingespannen om het optreden van {ex-partner} te verhinderen. Het gaat daarbij met name om het optreden van {ex-partner} in persoon bij en in het kinderopvangcentrum, waarbij uiteraard niet gezegd is dat het hanteren van de telefoon niet als bijzonder hinderlijk moet worden gezien. Blijkens de kort geding-dagvaardingen gaat het om een verschijning van {ex-partner} in september/oktober 1999 in het kinderopvangcentrum, waarbij hij met stemverheffing tegen [verweerster] heeft gesproken, voorts op 23 maart 2000, waarbij hij zich (in het bijzijn van de kinderen) op zeer bedreigende wijze jegens leidsters heeft gedragen en zich gewelddadig heeft gedragen ten opzichte van [verweerster], en een overtreding van het straatverbod door {ex-partner} op 31 januari 2001 toen deze zich begaf in de directe nabijheid van het kinderdagverblijf.
S.K.V. heeft zich ter verhindering van het optreden van {ex-partner} enige middelen in handen gesteld, namelijk de mogelijkheid om de door de president opgelegde dwangsommen te executeren en om de hulp van de politie in te roepen bij overtreding van het straatverbod door {ex-partner}. Uiteraard is het onmogelijk om ieder risico uit te sluiten. Het is evenwel de vraag of S.K.V. haar doel kan bereiken door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster]. Dat niet alle bij het kinderopvangcentrum betrokkenen zich scharen achter deze door S.K.V. gekozen oplossing blijkt ook uit het grote aantal adhaesie-betuigingen door personen die het veiligheidsrisico kennelijk iets anders inschatten dan S.K.V..
10. Bij de beoordeling van het billijkheids-aspect in deze zaak speelt ook het meewegen van de belangen van [verweerster] een rol. Partijen zijn het er over eens dat zij zich door grote inzet en inspanning heeft bewezen als een goede groepsleidster, hetgeen zij heeft opgebouwd door haar werkzaamheden bij S.K.V.; dit alles ondanks de problemen die inherent zijn aan de verbreking van een relatie. Wanneer zij wegens het optreden van {ex-partner} op straat komt te staan zal het voor haar niet gemakkelijk zijn een nieuwe baan te vinden; immers de reden van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal zij tijdens haar sollicitatiegesprekken niet mogen verzwijgen, en een nieuwe werkgever zal niet staan te springen om mogelijke problemen in huis te halen. Door ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou [verweerster] dus zeer ernstig in haar belangen worden getroffen.
11. Gelet op het hierboven overwogene verzetten de eisen van billijkheid zich er in de onderhavige zaak tegen dat de arbeidsovereenkomst met [verweerster] wordt ontbonden. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen, met veroordeling van S.K.V., als zijnde de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.
III.De beslissing
De kantonrechter:
-wijst het verzoek af;
-veroordeelt S.K.V. in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op ¦ 800,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter
mr J.H.Geertsema en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 augustus 2001.